Grammar in Use 117 Like / As

Grammar in Use 11 Like / As
Like gebruik je voor vergelijkingen waarbij je figuurlijk iets bedoelt. In het Nederlands kun je bijvoorbeeld zeggen: het past als gegoten. In het Engels zou je dan zeggen: it fits like a glove (Het past als een handschoen.). Je bedoelt niet dat het écht zo is, maar het lijkt er wel op. Like komt vaak voor een persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammar in Use 11 Like / As
Like gebruik je voor vergelijkingen waarbij je figuurlijk iets bedoelt. In het Nederlands kun je bijvoorbeeld zeggen: het past als gegoten. In het Engels zou je dan zeggen: it fits like a glove (Het past als een handschoen.). Je bedoelt niet dat het écht zo is, maar het lijkt er wel op. Like komt vaak voor een persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Grammar in Use 117 Like / As
As gebruik je vaak om een vergelijking te maken. Je gebruikt het bijvoorbeeld om iemands beroep, positie of rol aan te geven. As wordt gebruikt voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: As in the past year, I am going to France (Net zoals vorig jaar, ga ik naar Frankrijk.). Een ander voorbeeld is: I work as a teacher at an elementary school (Ik werk als leraar op een basisschool).

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

She looks ___ her mother.
A
As
B
Like

Slide 4 - Quizvraag

He was appointed ___ a teacher at our school.
A
As
B
Like

Slide 5 - Quizvraag

She looks ____ an angel.
A
As
B
Like

Slide 6 - Quizvraag

___ I told you before, you have to come to work on time.
A
As
B
Like

Slide 7 - Quizvraag

My brother is not ___ me.
A
As
B
Like

Slide 8 - Quizvraag

Alan qualified ___ an engineer and now works in France.
A
As
B
Like

Slide 9 - Quizvraag

He worked ____ a slave to finish his homework on time.
A
As
B
Like

Slide 10 - Quizvraag

She can swim ___ a fish.
A
As
B
Like

Slide 11 - Quizvraag

It seems ___ if it is going to rain.
A
As
B
Like

Slide 12 - Quizvraag

She did the work ___ she promised.
A
As
B
Like

Slide 13 - Quizvraag

___ you can see, this is the most beautiful car in the shop.
A
As
B
Like

Slide 14 - Quizvraag

She looks ____ a princess in her beautiful dress.
A
As
B
Like

Slide 15 - Quizvraag

___ expected, he got the highest score.
A
As
B
Like

Slide 16 - Quizvraag

When he saw the police, he ran ___ lightning.
A
As
B
Like

Slide 17 - Quizvraag

Don't behave ____ a child.
A
As
B
Like

Slide 18 - Quizvraag

___ a child, I was afraid of the dark.
A
As
B
Like

Slide 19 - Quizvraag

I have never heard a story __ this one before.

Slide 20 - Open vraag

Can you be ___ kind as your sister?

Slide 21 - Open vraag

He looks very much ___ his grandfather.

Slide 22 - Open vraag

I don't like roles ___ the one I got in the play.

Slide 23 - Open vraag

___ you can imagine, I couldn't convince him.

Slide 24 - Open vraag

She looks ____ a superstar in her new outfit.

Slide 25 - Open vraag

I want to join the company ___ a manager.

Slide 26 - Open vraag

I hate him just __ much as you do.

Slide 27 - Open vraag

Here are some tips how to write ___ a professional.

Slide 28 - Open vraag

He works in a bank, ___ his father.

Slide 29 - Open vraag

I used a tea towel _____ an oven glove and I burned it.

Slide 30 - Open vraag

I bought a tea towel, just ___ that one over there.

Slide 31 - Open vraag

Your perfume smells ___ flowers.

Slide 32 - Open vraag

She works ___ a hairdresser.

Slide 33 - Open vraag

During the Corona crisis she had to cut her children's hair, just ___ a hairdresser

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide