NLT Hersenen en leren - H1 uitleg

NLT Hersenen en leren 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NLT Hersenen en leren 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van H1
1.1 In een persoonlijk rapport kunnen terugkijken op je leerwerk in de afgelopen periode
1.2 Beschrijven hoe je geleerd hebt voor een toets die goed verliep
1.3 Beschrijven hoe je geleerd hebt voor een toets die niet goed verliep
1.4 Tips opstellen voor jezelf om je leerwerk beter aan te pakken
1.5 Op basis van psychologie en hersenonderzoek tips opstellen voor leerlingen en scholen
1.6 Je kunt uitleggen waarom een 'learner report' gebruikt wordt om onderzoek te doen aan
leerprocessen


Slide 2 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
Leren: verwerven van nieuwe kennis / gedrag / vaardigheden

Geheugen: het vermogen om informatie te onthouden
  • Informatie opslaan: leren
  • Informatie bewaren: onthouden
  • Informatie opdiepen: herinneren


Slide 3 - Tekstslide

Metacognitie
Nadenken over je eigen denken
Leren over je eigen leren

Onderdelen zijn doelen stellen, plannen, systematisch werken, evalueren

Slide 4 - Tekstslide

Cognitie/ metacognitie
Cognitie: het vermogen tot kennisverwerving door waarneming en de verwerking van de daarmee opgedane informatie door het denken
Metacognitie:  de kennis en vaardigheden om het eigen denken, handelen en leren te organiseren, te sturen en te controleren. Het gaat dan om vaardigheden voor taakoriëntatie (wat moet ik doen?), doelen stellen (wat moet ik bereiken?), plannen (hoe bereik ik dat doel?), systematisch werken (stap-voor-stap), jezelf monitoren tijdens de uitvoering (maak ik geen fouten, begrijp ik alles?), na afloop evalueren (klopt het antwoord?) en reflecteren (wat kan ik hiervan leren?).




Slide 5 - Tekstslide

Vergeetcurve van Ebbinghaus

Slide 6 - Tekstslide

Brysbaert (2006)
Drie stadia voor het vormen van geheugen: 
  • verwerven
  • bewaren 
  • weer oproepen van informatie 

informatie vastleggen vereist veranderingen in het zenuwstelsel -> een geheugenspoor.


Slide 7 - Tekstslide

Atkinson-Shiffrin model

Slide 8 - Tekstslide

Atkinson-Shiffrin model
Drie typen geheugen:
  • sensorisch geheugen
  • korte termijn geheugen/ tijdelijk werkgeheugen
  • lange termijn geheugen

Slide 9 - Tekstslide

We weten nog veel niet
Bijvoorbeeld: als we iets zijn vergeten is het geheugenspoor dan weg of kunnen we er niet meer bij?

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1.3
We kunnen deze geugentest alleen individueel doen.
De helft zet muziek aan, de andere helft in stilte.

Schrijf per poging op hoeveel onderdelen je goed had.
Doe steeds nieuwe pogingen tot je niet meer beter wordt.
Noteer in een tabel.


Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1.3
  • In groepen uiteen met óf zonder muziek
  • maak je 1.3 d. t/m f.
  • Stuur me per groep 1 keer de uitwerking, die zal ik met iedereen delen voor opdracht g.
  • Iedereen levert de uitwerkingen ook in zijn/ haar opdrachtendocument in.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Standaard deviatie

Slide 14 - Tekstslide

Gemiddelden en spreiding
Vaak maak je gebruik van een gemiddelde van verschillende metingen. Het is dan wel belangrijk dat bekend is wat de spreiding is in de oorspronkelijke meetwaarden.

Vergelijk
Variabele 1: 1-2-5-5-8-9: gemiddelde is 5 - grote spreiding
Variabele 2: 3-4-5-5-6-7: gemiddelde is 5 - kleine spreiding

Slide 15 - Tekstslide

Gemiddelden en spreiding
Gemiddelde afwijking van het gemiddelde: standaard deviatie
1 2 5 5 8 9: gemiddelde = 5
Standaarddeviatie is:
4+3+0+0+3+4=14/6 = 2,333


3 4 5 5 6 7: gemiddelde = 5
Standaarddeviatie is:
2+1+0+0+1+2=6/6 = 1

Slide 16 - Tekstslide

Gemiddelden en spreiding
De standaard deviatie geef je aan met behulp van een spreidingsstreepje in de grafiek.

Slide 17 - Tekstslide

Gemiddelden en spreiding
Hoge standaard deviatie: grote kans dat het echte gemiddelde hoger of lager is dan het berekende gemiddelde.

Lage standaard deviatie: kleine kans dat het echte gemiddelde hoger of lager is dat het berekende gemiddelde.

Hoe groter de steekproef hoe kleiner de standaarddeviatie, je kunt dan beter in de buurt komen van het echte gemiddelde.

Slide 18 - Tekstslide