1.2 Wie bepaalt wat je koopt? (verdieping economie)

Programma
* Nakijken H1.1
* LessonUP H1.2 
* Uitleg laatste kwartier
* Aan het werk
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programma
* Nakijken H1.1
* LessonUP H1.2 
* Uitleg laatste kwartier
* Aan het werk

Slide 1 - Tekstslide

1.2 - Wie bepaalt wat je koopt?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van de les geef je antwoord op de volgende vragen:
* Wat is een budget?
* Wat is sociale invloed?
* Hoe reken je de korting uit?

Slide 4 - Tekstslide

Verschil in behoeften
  • smaak
  • geslacht
  • leeftijd
  • budget (= geld dat je kan uitgeven)

Slide 5 - Tekstslide

Wie/wat bepaalt wat jij koopt?

Slide 6 - Open vraag

Invloed op je koopgedrag
  • Sociale invloed; familie, vrienden
  • Commerciële invloed; bedrijven, winkeliers, fabrikanten (door middel van reclames)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

OPDRACHTEN MAKEN
* Je krijgt 15 minuten om opdracht 1 tot en met 8 te maken
 en Werkboek Bladzijde 17 en 18.
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van sociale invloed?
A
Reclame van het nieuwe FIFA spel
B
Je vrienden zeggen dat het nieuwe FIFA spel geweldig is

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent commerciële invloed?
A
Invloed die fabrikanten en winkeliers hebben
B
Invloed die een docent heeft
C
Invloed die vrienden en kennissen hebben
D
Invloed die reclame op sociale media heeft

Slide 11 - Quizvraag

Wat willen bedrijven bereiken met reclame?
A
Dat je hun reclame afkijkt
B
Dat je wacht tot het product in de aanbieding komt
C
Dat je aandacht/interesse krijgt voor het product
D
Vermaken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het voordeel van reclame?
A
Reclames hebben geen voordelen
B
Het kan korting opleveren
C
Dat je meer schermtijd krijgt
D
Je leert nieuwe producten kennen

Slide 13 - Quizvraag

OPDRACHTEN MAKEN
* Je krijgt 15 minuten om opdracht 6 tot en met 9 te maken
 en Werkboek Bladzijde 19 en 20.
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Procenten/percentage berekenen
Voorbeeld: Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting.
Hoe bereken je hoe veel geld je korting krijgt?

  1. Maak van het percentage een decimaal getal. Dit doe je door het getal door 100 te delen. Dus: 15 : 100 = 0,15
  2. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 
Dus: 0,15 x 350 = 52,50 euro korting.

Slide 15 - Tekstslide

Een broek kost 40 euro. Je krijgt 35% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
Schrijf je berekening op.

Slide 16 - Open vraag

Een fles shampoo kost 2,10 euro. Je krijgt 40% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
Schrijf je berekening op.

Slide 17 - Open vraag

Aan het eind van de les geef je antwoord op de volgende vragen:
* Wat is een budget?
* Wat is sociale invloed?
* Hoe reken je de korting uit?

Slide 18 - Tekstslide