4TL future

FUTURE
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

FUTURE

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lessonaim(s)
At the end of the lesson you are able to recognise the future tense Will/Shall/be going to + present simple future.

At the end of the lesson you know the difference between the tenses used for the future and how and when to use them

Slide 3 - Tekstslide

Fill out the placemat
During the lesson fill out the placemat to make a summary to study for your test. 

Slide 4 - Tekstslide

FUTURE TENSE(toekomst)
De future tense gebruik je om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren(voorspellingen) of dat je in de toekomst iets van plan bent. 

Er zijn 4 vormen toe te passen voor de future. Wij gaan ons richten op 3 vormen waarvan er 2 in je toets terugkomen. 

Slide 5 - Tekstslide


Future Tense
Future Simple (will/ won't + shall) vs be going to (toetsinfo)  
+ PS future extra

Slide 6 - Tekstslide

Future tense
- Will / Won't 

1. Bij beloftes, aankondigingen en een voorspelling waar je GEEN bewijs hebt. Je denkt dat het gaat gebeuren, maar je hebt hier geen bewijs voor. 
2. als je beslist iets op dat moment spontaan wel of niet te doen.
3. Feitjes.

Slide 7 - Tekstslide

Future tense
- Will / Won't 

Will / Won't + hele werkwoord ( infinitive)

- You will probably win the lottery.
- The doorbel rings - I will open the door. 
- The sun will rise tomorrow.   

Slide 8 - Tekstslide

Future tense
We will help you with the dishes
I will call Patrick tomorrow. I promise!
Will Alicia become a laywer?

The concert won't start in a few minutes.
Alicia won't become a laywer, she will become a judge

Slide 9 - Tekstslide

SHALL


shall gebruik je bij een voorstel of aanbod/ belofte wordt altijd gevolgd door  'I' of 'WE

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Shall I help you with your bags?
Shall we take a break?

If you use will.....the meaning changes.
Will I help you?  (is meer als je er over nadenkt)
Will we take a break?  (ook hier niet stellig)

Slide 11 - Tekstslide

Future
 be going to= van plan zijn 

'Be going to'
Gebruik je als je iets van plan bent of er staat iets te gebeuren en je hebt bewijs. 

'Be = werkwoord zijn = Am/ are/ is '
She is going to have a baby. (bewijs dikke zwangere buik)

Slide 12 - Tekstslide

Future
' be going to'= van plan zijn 
  • am + going +to + werkwoord
  • is +going +to+werkwoord
  • are +going +to+ werkwoord

  • I am going to buy it.
  • She is going to buy it.
  • We are going to buy it.
 van plan zijn om te doen
I
He, she, it
You, we, they

Slide 13 - Tekstslide

Future -be going to ...
(+)          am/are/ is  +going+to+ werkwoord
I am going to the concert. You are going to the concert. Peter is going to the concert.

(?)               Am.....going+ to+ werkwoord ...?
Am I going to the concert?

(-)            am +not+ going+ to+ werkwoord
I am not going to the concert.


Slide 14 - Tekstslide

Future
- Present simple

Gebeurtenissen zijn een onderdeel van een rooster, dienstregeling, of ander schema. Er is een tijdsbepaling.

The tour starts at eight
The plane arrives at a quarter to ten

Slide 15 - Tekstslide

vaste tijd, vertrektijd. geplande tijd
Jij bent dat van plan, zij weet nog van niks.
Je zegt dat je dat gaat doen, neutraal.
I leave at 09.00 to visit 
my aunt   
I am going to visit my aunt tomorrow.
I will visit my aunt tomorrow.

Slide 16 - Sleepvraag

Welke vorm van de future is correct hier?
A
The train is leaving at 8.15 a.m.
B
The train leaves at 8:15 a.m.
C
The train is going to leave at 8.15 a.m.
D
The train will leave at 8:15 a.m.

Slide 17 - Quizvraag

FUTURE Which sentence fits best?
A
I think it will rain in a couple of minutes.
B
It looks as if it is going to rain soon.
C
It is raining in 5 minutes.
D
It rains every day.

Slide 18 - Quizvraag

...................................... in your own country in the future?
A
Will you be working
B
Do you work
C
Are you working
D
Are you going to work

Slide 19 - Quizvraag

(future).

Paul's sister ... a baby.
A
will have
B
is going to have
C
will has

Slide 20 - Quizvraag

Cars ____ (fly) in the future.
A
are flying
B
will fly
C
will flying
D
are going to fly

Slide 21 - Quizvraag

Future: My bus ___ at three o'clock.
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 22 - Quizvraag

FUTURE Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am passing
B
will pass
C
would pass
D
am going to pass

Slide 23 - Quizvraag

Future
I..... you tomorrow (call)
A
won't call
B
shall call
C
am going to call
D
going to call

Slide 24 - Quizvraag

Future:
.........we ........ the door for you?
A
shall....open
B
will.....open
C
do....open
D
are.....opening

Slide 25 - Quizvraag

(future).

The store ..... at 8 o'clock.
A
opens
B
is opening
C
is going to open
D
will open

Slide 26 - Quizvraag

Future:
........you ....... me in Paris?
A
shall...visit
B
are.....visiting
C
will....visit
D
do.....visit

Slide 27 - Quizvraag

PLACEMAT ?
Wat heb je opgeschreven om te leren voor je toets?

Zie samenvatting volgende pagina

+ DO EXERCISE GIVEN TO YOU . (form. - also homework)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide