In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Kom rustig binnen.
Ga zitten en blijf op je plaats.
Telefoon weg, spullen pakken.
Klaar zitten met je leesboek,
Dan...... kunnen we beginnen.
M.Nijhuis
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Theorie (perspectief)
Ieder verhaal heeft een tijdsperspectief. Optie 1: met de gebeurtenissen mee vertellen. De schrijver weet ook nog niet wat er gaat gebeuren. Optie 2: achteraf vertellen. De schrijver kent de afloop al en kan dus vooruit lopen op de gebeurtenissen. Hij gaat heen en weer tussen toen en nu.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Welk tijdsperspectief speelt bij de Titanic?
A
Met de gebeurtenissen mee vertellen.
B
Achteraf vertellen.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Video
Welk tijdsperspectief heeft het verhaal "1917"?
Slide 6 - Open vraag
Vertel in eigen woorden wat een perspectief is.
Slide 7 - Open vraag
Verschillende perspectieven
Je leest een verhaal altijd vanuit het oogpunt van iemand anders.
Er zijn vier verschillende soorten perspectieven:
1. Ik-perspectief: je leest het verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm.
2. Personaal perspectief: de verteller is niet in het verhaal betrokken, maar je volgt wel één persoon. Er wordt gesproken in hij- of zij-vorm.
Anders dan auctoriaal (volgende dia).
Slide 8 - Tekstslide
Verschillende perspectieven
3. Auctoriaal perspectief (alwetende verteller): een buitenstaander hangt als het ware boven het verhaal en weet alles van iedereen, wat er is gebeurd en wat er gaat gebeuren. Meestal hij- of zij-vorm.
4. Meervoudig perspectief: je leest het verhaal vanuit meerdere personages.
Slide 9 - Tekstslide
"Morgen ga ik naar de stad om een cadeau te halen voor mijn vader."
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
auctoriaal perspectief
D
meervoudig perspectief
Slide 10 - Quizvraag
Gisterenavond zat Mike in Anne's gedachten. Helaas zij niet in die van hem, maar daar zal nog wel verandering in komen.
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
auctoriaal perspectief
D
meervoudig perspectief
Slide 11 - Quizvraag
ik-perspectief
personaal perspectief
auctoriaal perspectief
"Volgend jaar ga ik naar de derde klas. Dat lijkt me wel moeilijk!
Volgend jaar gaat Karin naar de derde klas. Ze weet alleen nog niet hoe moeilijk dat gaat worden.
Volgend jaar gaat Karin naar de derde klas. Ze denkt dat het wel moeilijk wordt.
Mara wordt wakker. Ze weet niet waar ze is.
Slide 12 - Sleepvraag
Geef je mening over je boek (tot nu toe) en onderbouw dit met een argument. Bijvoorbeeld: "Ik vind mijn boek ontroerend, want ik voel me verdrietig wanneer ik het lees."
timer
1:00
Slide 13 - Open vraag
Verschillende soorten argumenten
1. realistische argumenten: de werkelijkheid lijkt (niet) echt, het komt niet realistisch over.
2. emotieve argumenten: het boek grijpt je (niet) aan, je leeft (niet) mee met de personages.
3. morele argumenten: je bent het (niet) eens met de normen en waarden uit het boek.
Slide 14 - Tekstslide
Bedenk een realistisch argument voor je mening over een boek dat je ooit hebt gelezen.
Voorbeeld
"Ik vond de hoofdpersoon niet overkomen als een echt persoon, want hij had weinig karaktereigenschappen."
timer
1:00
Slide 15 - Open vraag
Bedenk een realistisch argument voor je mening over een boek dat je ooit hebt gelezen.
Voorbeeld
Ik vond het niet fijn om te lezen, omdat de hoofdpersoon heel veel scheldt en dat vind ik niet kunnen.
timer
1:00
Slide 16 - Open vraag
Lees de volgende samenvatting over de stof van vandaag. Wat mis je?
Er zijn drie verschillende perspectieven: ik-perspectief, personale verteller en meervoudige verteller. Ook zijn er drie soorten argumenten: emotieve, realistische en morele.
timer
0:30
Slide 17 - Tekstslide
We hebben alle theorie behandeld. Hoe goed denk je dat je alle stof hebt begrepen?