VWO 2 Thema 2 BS 2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen + LO 1 doen (+2.2 deel 1)

Planning:
  1. inleveren PO & LO 1 lezen + maken
  2. start thema 2
  3. uitleg 2.1
  4. opdrachten maken
  5. HW opgeven en hieraan werken
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  1. inleveren PO & LO 1 lezen + maken
  2. start thema 2
  3. uitleg 2.1
  4. opdrachten maken
  5. HW opgeven en hieraan werken

Slide 1 - Tekstslide

Lever nu je summatieve PO in.
Morgen ga ik verder met het nakijken van jullie proefwerk en daarna ook de summatieve PO´s.
De verwachting is dus dat morgen beide punten in magister komen. 

Ga aan de slag; lees blz. 156 + 157
                                 en maak op blz. 157 opdracht 1 a+b
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

1a. Wat is een indicator?
  • Een indicator is een stof waarmee je een ander stof kunt aantonen. 

Slide 3 - Tekstslide

1b. ......Heeft Finn gelijk?
Finn heeft ongelijk,
want je kunt zetmeel niet aantonen met een teststrookje, maar met joodoplossing. 
Je gebruikt een teststrookje om eiwitten of glucose aan te tonen.

Slide 4 - Tekstslide

start thema 2;

voeding 

en

 vertering

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen 2.1 = 
voedingsmiddelen en voedingsstoffen

  1. Ik kan de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.
  2. Ik kan zes groepen voedingsstoffen nemen met hun functies en kenmerken.
  3. Ik kan essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen onderscheiden. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

6 Voedingsstoffen

met 4 functies


  1. Brandstoffen
  2. Bouwstoffen
  3. Reservestoffen
  4. Beschermende stoffen
                                                                        uitleg van de 4 functies--->>>

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

- eiwitten

Slide 11 - Tekstslide

/vitaminen

Slide 12 - Tekstslide

Een fles cola is een voorbeeld van een...
A
Voedingsstof
B
Voedingsmiddel

Slide 13 - Quizvraag

Bouwstoffen worden gebruikt om...

Slide 14 - Open vraag

Koolhydraten zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 15 - Quizvraag

Druiven zijn een voorbeeld van...
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 16 - Quizvraag

Spelers van Ajax eten vaak een paar uur voor de wedstrijd veel Spaghetti. Waarom zouden ze dit doen?

Slide 17 - Open vraag

Welke van de volgende voedingsstoffen zijn een voorbeeld van beschermende stoffen?
A
Mineralen
B
Koolhydraten
C
Vitaminen
D
Eiwitten

Slide 18 - Quizvraag

Welke van de volgende voedingsstoffen zijn een voorbeeld van bouwstoffen?
A
Mineralen
B
Water
C
Vitaminen
D
Eiwitten

Slide 19 - Quizvraag

Welke voedingsstof zorgt ook voor het vervoer van andere stoffen door het lichaam?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vitaminen
D
Water

Slide 20 - Quizvraag

De 6 groepen voedingsstoffen





Deze zijn kort als langsgekomen bij de 4 functies van de voedingsstoffen. 

Slide 21 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Te verteren voedingsstoffen (te groot)
  • Koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
Kant en klare voedingsstoffen
  • Vitamines
  • Mineralen
  • Water

Slide 22 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn bouwstoffen voor

Teveel aan eiwitten? 
  • Eiwit als brandstof 
  • Eiwit als reservestof (vet)
Cytoplasma (=celplasma)
Spieren

Slide 23 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof. Suikers (glucose), zetmeel, voedingsvezels en glycogeen.

Teveel aan koolhydraten?
  • Koolhydraten omgezet in reservestof                                                   (wordt in je lijf opgeslagen als vet)

In welke voedingsmiddelen zitten eiwitten:
peulvruchten
paddestoelen
noten
melk(producten)
eieren
vlees

Slide 24 - Tekstslide

Vetten
Vetten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof en reservestof. 

Onverzadigde vetten zijn gezonder
dan verzadigde vetten.
Onverzadigde vetten zijn op kamertemperatuur vloeibaar, verzadigde hebben dan een vaste vorm. 
In welke voedingsmiddelen zitten vetten:
avocado
noten
pindakaas
oliën 
vis
boter
mayonaise
chips


Slide 25 - Tekstslide

Water
Water is een bouwstof EN het vervoer van stoffen;
want de meeste stoffen kunnen alleen goed door je lichaam vervoerd worden als ze zijn opgelost in water. 



Het menselijk lichaam bestaat uit +/- 60% water. 

In welke voedingsmiddelen zit veel water:
koffie
thee
melk
frisdrank
fruit
groenten (sommige)

Slide 26 - Tekstslide

Mineralen 
Mineralen zijn bouwstoffen en dienen ook als beschermende stof. 

Mineralen worden ook wel zouten genoemd. 
  • Calcium (kalk)
  • Natrium
  • Magnesium
  • IJzer
In welke voedingsmiddelen zitten mineralen:
tofu
melk(producten)
ei
vlees
vis
fruit
groente,
granen
noten
peulvruchten

Slide 27 - Tekstslide

Vitaminen/Vitamines
  • Het zijn bouwstoffen.
  • Ze werken als beschermende stoffen tegen ziektes.
  • Vitamine A, de vitamines van het B-complex en vitamine C, D en K zijn de bekendste.
  • Vitamine D wordt aangemaakt in je huid onder invloed van zonlicht. 
  • In Nederland bestaat niet echt een vitaminegebrek.
  • Als je normaal en gezond eet, krijg je voldoende vitaminen binnen. 
  • Voor de meeste mensen is het niet nodig en vitaminepillen te gebruiken. 
  • Te weinig, maar ook te veel vitaminen kunnen je ziek maken!
In welke voedingsmiddelen zitten vitaminen;
groenten
fruit
melk(producten)
vis
vlees 
ei
tofu

Slide 28 - Tekstslide

Voedingsvezels



- Je gebruikt voedingsvezels niet als voedingsstof, want het is een verzamelnaam voor plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren. .........maar toch heb je ze nodig, want;

  • Stimuleert de darmen
  • Voorkomt obstipatie ( verstopping)
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel
  • Zitten in plantaardige voedingsmiddelen
  • Voedingsvezels verteren niet; je poept ze gewoon weer uit.

Slide 29 - Tekstslide

met elk hun functies erbij
ja

Slide 30 - Tekstslide

Pak je boek (2A) op blz. 95

lees daar de twee delen:
essentiële voedingsstoffen






Hierna enkele vragen over deze tekst.
timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

vragenronde:
  • Wat is het verschil tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen?
  • Essentiële voedingsstoffen kan je lichaam niet zelf maken, terwijl je lever niet-essentiële voedingstoffen wel zelf maakt (als je deze niet of te weinig voorkomt in je voedsel). 
  • Noem een essentiële voedingsstof voor de mens? 
  • bijvoorbeeld vitamine C
  • Noem een niet-essentiële voedingsstof voor de mens?
  • bijvoorbeeld linolzuur

Slide 32 - Tekstslide

Ga nu aan de slag met je huiswerk voor volgende les:


het (online) maken van THEMA 2
van basisstof 2.1  - opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 7

Slide 33 - Tekstslide

alles hierna voor 2.2 nodig...?

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een indicator?

Slide 35 - Tekstslide

Een indicator is een stof waarmee je een ander stof kunt aantonen. 


Noem een voorbeeld van een indicator!

Slide 36 - Tekstslide

Een voorbeeld van een indicator is helder kalwater. Dat wordt wit en troebel als het in aanraking komt met CO2. 

Slide 37 - Tekstslide

Je leert nu nog 2 indicatoren kennen & kunnen gebruiken!

Ga in je boek naar blz. 149 
en lees en bekijk alles!

Slide 38 - Tekstslide

Maak nu online 
van thema 2:
 leren onderzoeken 1

Slide 39 - Tekstslide

naar je boek blz. 97 t/m 100
1 = bekijk alle afbeeldingen op deze bladzijden

2 = lees alle blauwe woorden op deze bladzijden

3 = lees op blz. 97 bovenaan de 3 leerdoelen

Slide 40 - Tekstslide

oppervlakte vergroten = beetje wiskunde

Slide 41 - Tekstslide

oppervlakte vergroten = beetje wiskunde

Slide 42 - Tekstslide

voedingsstoffen verteren
(eiwitten, vetten, koolhydraten)

Slide 43 - Tekstslide

voedingsstoffen verteren
(eiwitten, vetten, koolhydraten)

Slide 44 - Tekstslide

Maak nu online
van thema 2
van basisstof 2.2
opdrachten 1 t/m 3 + 5 t/m 8

Slide 45 - Tekstslide