Correctiemodel Oefentoets 1hv
Hoofdstuk 1 versie C
2pt 1 (2 = alles goed, 1 = 2 goed, 0 = 0-1 goed)
(1) Je bekijkt de tekst.
(2) Je leest de eerste alinea.
(3) Je geeft antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?
2pt 2 A (echte) vriendschappen
2pt 3 C Meer dan honderdvijftig vriendschappen kan het menselijk brein niet aan.
1pt 4 B Het moet iemand zijn met wie je minstens één keer per jaar contact hebt.
C Het moet iemand zijn om wie je geeft.
2pt 5 C veel vrienden op sociale netwerken hebben van wie je alles kunt volgen
1pt 6 B Je krijgt stress van meer dan honderdvijftig vrienden.
C Je kunt maar met een klein groepje mensen een vriendschap onderhouden.
2pt 7 Je buurvrouw of je nichtje zijn vrouwen en die zijn er beter in om vriendschappen via sociale netwerken te onderhouden (zie alinea 4). Mannen hebben fysieke aanwezigheid nodig om vriendschap te kunnen hebben.