h.3.4 Kritisch op nieuws?

 h.3.4 
Kritisch op nieuws
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 h.3.4 
Kritisch op nieuws

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je in deze paragraaf?

  • bepalen welke informatie je nodig hebt om een vraag te beantwoorden of een probleem op te lossen;
  • nieuwsberichten beoordelen;
  • alinea's herkennen en onderscheiden;
  • onderwerp en deelonderwerpen van een tekst benoemen;
  • titel, tussenkopjes en bronvermelding van een tekst beoordelen;

Slide 2 - Tekstslide

Alinea's

  • Een tekst kun je verdelen in drie delen:  inleiding, middenstuk (kern) en slot.
  • De inleiding staat aan het begin van de tekst en het slot staat aan het eind van de tekst.
  • Het middenstuk is vaak in alinea's verdeeld.
  • In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort.
  • Een alinea van een geschreven tekst begint altijd op een nieuwe regel.
  • Een alinea van een gesproken tekst herken je aan de korte pauze die de spreker na de alinea neemt.

Slide 3 - Tekstslide

Alinea's




Slide 4 - Tekstslide

Nieuwe theorie

Onderwerp van de tekst:

Een tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst, je kunt het meestal in enkele woorden beschrijven.

Een onderwerp bestaat vaak uit deelonderwerpen. Daarin wordt steeds een gedeelte van het onderwerp besproken. Deelonderwerpen zijn dus de verschillende kanten van het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Stel je hebt een tekst die gaat over populaire films bij jongeren.


Het onderwerp van de tekst is dan:

populaire films bij jongeren
Je hebt in het middenstuk een alinea over actiefilms,
twee alinea's over griezelfilms en een alinea over sciencefiction films.

De deelonderwerpen van de tekst zijn dan:

actiefilms
griezelfilms
en  sciencefiction films

Slide 6 - Tekstslide




  
[1] Honderden vrienden op Facebook? Het staat misschien stoer, maar het kunnen onmogelijk allemaal echte vrienden zijn. Dit beweren onderzoekers van de universiteit van Oxford, melden Britse kranten. Volgens het onderzoek zijn mensen in staat om tot honderdvijftig vriendschappen te onderhouden. Tot meer vriendschappen is het menselijk brein niet in staat. Sociaal netwerken via internet heeft hierin geen verandering gebracht.


Honderdvijftig Facebookvrienden maximaal

Slide 7 - Tekstslide






Wat is het onderwerp van de tekst?
A
(echte) vriendschappen
B
sociaal netwerken
C
het menselijk brein
D
Facebook

Slide 8 - Quizvraag

Facebookeffect

[2] Robin Dunbar, professor in evolutionaire antropologie*, ontwikkelde in de jaren negentig al ‘het nummer van Dunbar’: hoe sociaal verschillend mensen ook zijn, ze kunnen maximaal honderdvijftig vriendschappen onderhouden. Dunbar definieert een vriend als iemand om wie je geeft en met wie je minstens één keer per jaar contact hebt. Hij wilde nu weten of het Facebookeffect, het hebben van honderden of zelfs duizenden vrienden op sociale netwerken van wie je het wel en wee kunt volgen, invloed heeft op zijn theorie.

* evolutionaire antropologie:
de leer van het gedrag van mensen door de jaren heen.

Slide 9 - Tekstslide

[3] 

Zijn antwoord is ‘nee’. Ook al heeft iemand vijftienhonderd vrienden op Facebook, aan de berichten is te zien dat er een groepje van maximaal honderdvijftig mensen overblijft met wie daadwerkelijk een vriendschap wordt onderhouden. Meer vrienden hebben is dus niet zinvol. Integendeel: volgens sommige deskundigen veroorzaakt het stress, omdat mensen verslaafd raken en zoveel mogelijk vrienden willen maken om populair en succesvol te lijken.
Als je de alinea's hebt gelezen, stel je de vraag: Waar gaan deze alinea's over? Het antwoord is dan het deelonderwerp van de alinea's.

Slide 10 - Tekstslide


Wat is het deelonderwerp van deze alinea's?
A
maximaal 150 vriendschappen
B
Facebookeffect
C
invloed van Facebook op zijn theorie
D
Robert Dunbar

Slide 11 - Quizvraag

Titel, tussenkopjes, bronvermelding


Elke tekst moet een titel hebben. De titel vertelt vaak waar de tekst over gaat, maar kan je ook nieuwsgierig maken.

In langere teksten staan meestal tussenkopjes. Die geven aan waarover de volgende tekst gaat. Ze maken een tekst overzichtelijker.

Onderaan de tekst staat de bronvermelding. Deze geeft aan waar de tekst vandaan komt.

Slide 12 - Tekstslide

Zelf aan de slag


  • Maak opdracht 20 + 21 (blz. 79 en verder)  
  • klaar: oefen met de woordbetekenissen (online)
  • leren de volgende 8 woorden van de lijst.










Slide 13 - Tekstslide

  • In een nieuwsbron kun je nieuwsberichten tegenkomen die niet waar zijn: nepnieuws. Soms kom je ook nieuwsberichten tegen die gedeeltelijk verzonnen zijn. Een schrijver kan de waarheid aanvullen met informatie die verzonnen is.

  • Er zijn verschillende redenen voor het verspreiden van nepnieuws; er kan bijvoorbeeld mee verdiend worden (via advertenties). 

  • Nepnieuws of verzonnen nieuws duikt regelmatig op. Het is dus belangrijk dat je echt nieuws kunt onderscheiden van nieuws dat niet waar is.






Slide 14 - Tekstslide

Zo bepaal je of een bericht waar is:

  • Bekijk de bron. Ken je de bron niet? Bekijk op internet ook andere berichten van die bron.
  • Is de informatie ook in andere bronnen te vinden? Dan is het waarschijnlijker dat het bericht waar is.
  • Is de informatie in de andere bronnen hetzelfde? Vergelijk de informatie.
  • Gaat het over een onderzoek? Controleer hoe en door wie het onderzoek is gedaan.
  • Wees kritisch. Vraag jezelf af of het mogelijk is wat je leest of hoort.
  • Controleer dingen die je vreemd of belachelijk vindt.







Slide 15 - Tekstslide