H2.3 Ravj

Welkom
4 MAVO ||  2024-2025

Hoofdstuk 2
Exameneenheid Consumptie

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2024-2025

Hoofdstuk 2
Exameneenheid Consumptie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Rente
Rente: beloning voor het sparen
Variabele rente: het rentepercentage kan veranderen.
De hoogte van het rentebedrag is afhankelijk van:
  • het rentepercentage
  • de hoogte van het spaarbedrag
  • de periode dat het geld op een spaarrekening staat


Slide 3 - Tekstslide

Ik zet 4000 euro op een spaarrekening met 3% samengestelde rente. Ik laat het geld 2 jaar op mijn rekening staan.
Hoeveel spaartegoed heb ik na 2 jaar?

Slide 4 - Open vraag

Zoë heeft 2.500 euro gespaard. Ze laat dit 5 jaar op de bank staan tegen 2% op een spaardeposito. Bereken haar spaartegoed over 5 jaar.

Slide 5 - Open vraag

Waarom is het minder aantrekkelijk om te beleggen in aandelen of obligaties als de spaarrente stijgt?

Slide 6 - Open vraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Kun je beschrijven waarom mensen geld lenen
  • Kun je de kredietkosten berekenen 
  • Kun je verschillende soorten leningen beschrijven

Slide 7 - Tekstslide

  • Lening = krediet.
  • Geld lenen = gebruik maken van geld van een ander.
  • Aflossen = geld terugbetalen.
  • Als vergoeding voor het lenen betaal je rente.
  • De rente en aflossing samen betaal je in termijnen aan de bank.
  • Alles wat je méér terugbetaalt dan je hebt geleend, noem je de kredietkosten. (rente + andere kosten)

Slide 8 - Tekstslide

Welke reden kunnen mensen hebben om geld te lenen?

Slide 9 - Open vraag

Leenmotieven
  • Je hebt een tijdelijk geldtekort.
  • Je wilt de aankoop van een duurzaam consumptiegoed niet uitstellen maar er nu al van genieten. Je haalt dan je koopkracht naar voren.
  • Je wilt een woning kopen. Daarvoor sluit je een hypothecaire lening (hypotheek) af.
  • Je leent geld om een onverwachte tegenvaller op te vangen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Je leent €7000 euro bij de bank. De lening betaal je in 2 jaar terug. Je betaald per maand 350 euro terug. Bereken de kredietkosten.

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag
Maken H2.3 tot en met 7
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken --> oefenopgave H2.3 maken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 17 - Tekstslide

Verschillende kredietvormen

Slide 18 - Tekstslide

Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.


Slide 19 - Tekstslide

Persoonlijke lening: 
je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen dat elke maand gelijk blijft.


Slide 20 - Tekstslide

Doorlopend krediet: 
je mag lenen tot een maximumbedrag (de kredietlimiet). Je mag dat in één keer lenen, maar ook in gedeeltes. Alleen over het deel dat je opneemt, betaal je rente. Je betaalt af in termijnen.



Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Salariskrediet: 
je mag op je betaalrekening tot een afgesproken bedrag rood staan. De hoogte ervan hangt af van je salaris.

Slide 23 - Tekstslide

In termijnen betalen
  • Koop op afbetaling: 
  • je koopt een product en betaalt het in een afgesproken aantal termijnen terug. Je bent meteen eigenaar van het product.

  • Huurkoop: 
  • je koopt een product, maar je wordt pas officieel eigenaar ervan nadat je alle afgesproken termijnen hebt betaald.

  • Lease: 
  • je huurt een product en betaalt een maandelijks bedrag.


Slide 24 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Voor de aankoop van een huis kun je een hypothecaire lening (hypotheek) afsluiten.
  • Omdat het om veel geld gaat, dient het huis als onderpand voor de bank. De bank kan het huis verkopen als de rente en aflossing niet worden betaald.
  • Een hypotheek heeft meestal een looptijd van dertig jaar.
  • Als woningeigenaar kun je een deel van de betaalde hypotheekrente via de belastingdienst terugkrijgen.

Slide 25 - Tekstslide

Soorten geld
  • Chartaal geld:
  • Contant geld of cash is tastbaar: munten en bankbiljetten. Het contante geld dat bij personen, bedrijven en instellingen in gebruik is, heet officieel chartaal geld. Contant geld dat bij banken in de kluis ligt, telt niet mee.

  • Giraal geld:
  • Geld dat op bankrekeningen staat, is niet tastbaar. Het geld dat bij banken op betaalrekeningen staat, heet officieel giraal geld. Geld op spaarrekeningen telt niet mee.

Slide 26 - Tekstslide

Wat kan je allemaal met geld?
Welke functies heeft geld?

Slide 27 - Open vraag

Functies van geld
  • Ruilmiddel: je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.

  • Rekenmiddel: je kunt de waarde van verschillende producten met elkaar vergelijken.

  • Spaarmiddel: je geeft een deel van je inkomen niet uit, zodat je het later kunt gebruiken

Slide 28 - Tekstslide

Elektronisch betalen

Geld overmaken van de ene bank naar de andere bank
  • Drie manieren:
  • met internetbankieren
  • bij een webwinkel. Je betaalt bijvoorbeeld via iDeal, PayPal, Afterpay of via een creditcard.
  • bij een betaalautomaat met je pinpas pincode of contactloos

Slide 29 - Tekstslide

Creditcard
  • Je kunt een creditcard krijgen als je 18 jaar of ouder bent.
  • Bij aankopen met een creditcard worden je betalingen meestal aan het eind van de maand van je rekening afgeschreven.
  • Soms mag je er langer over doen om het voorgeschoten bedrag aan de creditcardmaatschappij terug te betalen. Je betaalt dan wel rente over dat bedrag.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Maken H2.3 + 2.4 tot en met opdracht 4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken --> oefenopgave H2.3 maken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 31 - Tekstslide

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 2
Exameneenheid Consumptie

Slide 32 - Tekstslide

Je leent €7000 euro bij de bank. De lening betaal je in 2 jaar terug. Je betaald per maand 350 euro terug. Bereken de kredietkosten.

Slide 33 - Open vraag

Leenmotieven
  • Je hebt een tijdelijk geldtekort.
  • Je wilt de aankoop van een duurzaam consumptiegoed niet uitstellen maar er nu al van genieten. Je haalt dan je koopkracht naar voren.
  • Je wilt een woning kopen. Daarvoor sluit je een hypothecaire lening (hypotheek) af.
  • Je leent geld om een onverwachte tegenvaller op te vangen.

Slide 34 - Tekstslide

Verschillende kredietvormen

Slide 35 - Tekstslide

Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen dan spreek je van een consumptief krediet.


Slide 36 - Tekstslide

Persoonlijke lening: 
je leent een bedrag en betaalt dat terug in een afgesproken aantal termijnen dat elke maand gelijk blijft.


Slide 37 - Tekstslide

Doorlopend krediet: 
je mag lenen tot een maximumbedrag (de kredietlimiet). Je mag dat in één keer lenen, maar ook in gedeeltes. Alleen over het deel dat je opneemt, betaal je rente. Je betaalt af in termijnen.



Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Salariskrediet: 
je mag op je betaalrekening tot een afgesproken bedrag rood staan. De hoogte ervan hangt af van je salaris.

Slide 40 - Tekstslide

Waarom hangt de hoogte van het krediet af van je inkomen?

Slide 41 - Open vraag

In termijnen betalen
  • Koop op afbetaling: 
  • je koopt een product en betaalt het in een afgesproken aantal termijnen terug. Je bent meteen eigenaar van het product.

  • Huurkoop: 
  • je koopt een product, maar je wordt pas officieel eigenaar ervan nadat je alle afgesproken termijnen hebt betaald.

  • Lease: 
  • je huurt een product en betaalt een maandelijks bedrag.


Slide 42 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Voor de aankoop van een huis kun je een hypothecaire lening (hypotheek) afsluiten.
  • Omdat het om veel geld gaat, dient het huis als onderpand voor de bank. De bank kan het huis verkopen als de rente en aflossing niet worden betaald.
  • Een hypotheek heeft meestal een looptijd van dertig jaar.
  • Als woningeigenaar kun je een deel van de betaalde hypotheekrente via de belastingdienst terugkrijgen.

Slide 43 - Tekstslide

Aan de slag
Maken H2.3
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 44 - Tekstslide

Noem minstens twee leenmotieven

Slide 45 - Open vraag

Leenmotieven
  • Je hebt een tijdelijk geldtekort.
  • Je wilt de aankoop van een duurzaam consumptiegoed niet uitstellen maar er nu al van genieten. Je haalt dan je koopkracht naar voren.
  • Je wilt een woning kopen. Daarvoor sluit je een hypothecaire lening (hypotheek) af.
  • Je leent geld om een onverwachte tegenvaller op te vangen.

Slide 46 - Tekstslide