Aimer, adorer, détester, préférer

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

But (leerdoel):

- Ik maak kennis met de regelmatige werkwoorden: 

aimer, adorer, préférer, détester +

ik leer de werkwoorden -er vervoegen

Waar hebben we deze werkwoorden voor nodig?

Wat weet ik al?

Wat betekent: aimer

1. Houden van
2. Dol zijn op
3. Een hekel hebben aan
4. Liever hebben

Adorer

1. Een hekel hebben aan
2. Dol zijn op
3. Houden van
4. Liever hebben

Préférer

1. Houden van
2. Dol zijn op
3. Een hekel hebben aan
4. Liever hebben

Détester

1. Houden van
2. Dol zijn op
3. Een hekel hebben aan
4. Liever hebben

Je ziet dat deze werkwoorden allemaal  werkwoorden zijn op -er.

Je vervoegt ze regelmatig: allemaal op dezelfde manier.

Het zijn regelmatige werkwoorden , genaamd 

de -er werkwoorden. 

Aimer

J'aim + e

Tu aim + es

Il/ elle/ on aim + e

Nous aim + ons

Vous aim +ez

Ils/ elles aim + ent

Ik houd van

1. Tu aimes
2. Il aime
3. Nous aimons
4. J'aime

Wij houden van

1. Vous aimez
2. Nous aimons
3. Ils aiment
4. Elle aime

Très important.

Na de werkwoorden aimer, adorer, détester en préférer schrijf je altijd de lidwoorden: le, la of les.

Bijvoorbeeld: Ik hou van vlees.

J'aime la viande. (Niet: j'aime viande/ j'aime de la viande)

Hoe zeg je:
Ik hou van pizza.

Hoe zeg je:
Ik heb een hekel aan pizza.

De ontkenning.
Hoe zeg je: Ik hou niet van pizza.

Hij heeft een hekel aan

1. Il déteste
2. Elle déteste
3. Ils détestent
4. Tu détestes

Ik heb een hekel aan vlees.

1. Je déteste de la viande
2. Je déteste viande
3. Je déteste la viande
4. Je déteste du viande

Ik ben dol op chocolade.

1. J'adore le chocolat
2. J'adore du chocolat
3. J'adore de la chocolat
4. J'aime le chocolat

Ik heb liever snoep.

1. Je préfère des bonbons
2. Je préfère les bonbons
3. Je préfère bonbons
4. Je ne préfère pas les bonbons

Vertaal: Ik ben dol op kaas.

Leerdoel in Goaley

 Periodedoelen.

Geef jezelf een kleurtje bij 

"ik kan de regelmatige werkwoorden op -er invullen in een zin"