Feit/gewoonte of nu bezig?

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

sits
stands
talks
wears
is sitting
is dancing
are clapping

Slide 6 - Sleepvraag

"Right now, she is not sitting in class.
/ She is dancing on a stage."

Wanneer gebeuren deze dingen (zitten/praten)?

Slide 7 - Open vraag

"During the weekdays, Anna sits in class.
/ He always talks a lot."

Wanneer gebeuren deze dingen (zitten/praten)?

Slide 8 - Open vraag

gewoonte/feit
gewoonte/feit
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig

Slide 9 - Sleepvraag

Les 2
Gewoonte/feit of nu bezig?

Slide 10 - Tekstslide

gewoonte/feit
gewoonte/feit
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig

Slide 11 - Sleepvraag

Je wilt over iets vertellen wat NU bezig is. Wat heb je nodig?
A
-ing achter het ww
B
Stam ww. Alleen bij he/she/it een -s achter het ww
C
-ing achter het ww & hulpwerkwoord: am/is/are

Slide 12 - Quizvraag

Je wilt over een gewoonte / feit vertellen. Wat heb je nodig?
A
-ing achter het ww
B
Stam ww. Alleen bij he/she/it een -s achter het ww
C
-ing achter het ww & hulpwerkwoord: am/is/are

Slide 13 - Quizvraag

I _____ to school every day. (cycle)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 14 - Poll

I _____ to school every day. (cycle)

Slide 15 - Open vraag

Look! The cat _____ in the tree. (climb)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 16 - Poll

Look! The cat _____ in the tree. (climb)

Slide 17 - Open vraag

Jonas always _____ his hands very carefully. (wash)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 18 - Poll

Jonas always _____ his hands very carefully. (wash)

Slide 19 - Open vraag

Leg uit: Wat heb je nu nodig om een werkwoord goed in de zin te schrijven?

Slide 20 - Woordweb

Schrijf een gewoonte of feit op in het Engels. (1 zin)

Slide 21 - Woordweb

Schrijf iets wat nu bezig is. (1 zin / in het Engels)

Slide 22 - Woordweb