1BK/TL Engels Periode 2

1BK/TL Engels Periode 2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

1BK/TL Engels Periode 2

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaan we aan werken? 
Grammatica: 
 present continuous* en de present simple*
Going to/ will/ shall *
Woordvolgorde
Vraagwoorden 
Vaardigheden: 
-Schrijftoets 

Slide 2 - Tekstslide

Weekplanning:
18: woordjes: travel
19: present simple en present continuous. Woordjes: feelings and emotions. 
20: Going to/ will en shall: Woordjes: health
21: Woordvolgorde en vraagwoorden. Woordjes: food and drink 
22:  Formatieve toets
23: (Formatief) oefenen 
24: summatieve toets

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag: 
Herhalen present simple. 
Check in: kan ik dit nog? 
Kan ik de leerdoelen nog? 




Slide 4 - Tekstslide

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
1.2 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een bevestigende zin.
1.3 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een ontkennende zin.
1.4 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een vragende zin.
1.5 Ik kan de juiste vorm van de present simple kiezen in een gatenzin
1.6 Ik kan een bevestigende zin maken met de present simple
1.7 Ik kan een ontkennende zin maken met de present simple
1.8 Ik kan vragen maken met de present simple

Leerdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Beheers ik alle leerdoelen die net genoemd zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
Ik gebruik de present simple om te praten over feitjes en gewoontes. 

Slide 7 - Tekstslide

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
Ik gebruik de present simple om te praten over feitjes en gewoontes. 
1.2 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een bevestigende zin.
De present simple maak je met het hele werkwoord. 
Bij he, she en it gebruik je het hele werkwoord + s. 

Bijvoorbeeld: I play football of Suzie plays football. 

Slide 8 - Tekstslide

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
Ik gebruik de present simple om te praten over feitjes en gewoontes. 
1.3 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een ontkennede zin.
De present simple maak je in een ontkennde zin met het hele werkwoord en je voegt do not (don't) toe vóór het werkwoord. 
Bij he, she en it gebruik je does not en het hele werkwoord (zonder S).  

Bijvoorbeeld: I do not play football of Suzie doesn't play football

Slide 9 - Tekstslide

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
Ik gebruik de present simple om te praten over feitjes en gewoontes. 
1.3 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een vragende zin.
De present simple maak je in een vragende zin met do vooraan in de zin. 

Bij he, she en it gebruik je does en het hele werkwoord (zonder S).  

Bijvoorbeeld: Do you not play football of Does Suzie play football

Slide 10 - Tekstslide

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.

Slide 11 - Woordweb

Maak een bevestigende,  ontkennende of vragende zin. 

Slide 12 - Woordweb

1.1 Ik kan uitleggen wanneer je de present simple gebruikt.
1.2 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een bevestigende zin.
1.3 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een ontkennende zin.
1.4 Ik kan benoemen hoe je de present simple 'maakt'/ gebruikt in een vragende zin.
1.5 Ik kan de juiste vorm van de present simple kiezen in een gatenzin
1.6 Ik kan een bevestigende zin maken met de present simple
1.7 Ik kan een ontkennende zin maken met de present simple
1.8 Ik kan vragen maken met de present simple

Leerdoelen

Slide 13 - Tekstslide