H4 woordenschat & taalverzorging

Waar gaat de toetsstof over?
bank, prijzen, weer, etc?
deze, die, etc.?
en, s, etc.? 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Waar gaat de toetsstof over?
bank, prijzen, weer, etc?
deze, die, etc.?
en, s, etc.? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden!!!


HUNNIE hebben het gedaan!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

meervoud met -s
meervoud met 's 
computerruimte
dikkerd
dollarteken
dvd
etui
fotostudio
gnoe
grasmaaier
heren-wc
kaastosti
lesmethode
oppasoma
poppetje
selectie
suggestie
tiara
ufo
USB-stick

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen om een afkorting in het meervoud te zetten?

Slide 18 - Open vraag

's achter het woord zetten
Soms is er alleen maar een enkelvoud of een meervoud. Geef een voorbeeld.

Slide 19 - Open vraag

Woorden als:
- melk
- koffie
Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Datum wordt in het meervoud datums of data.
Het meervoud van centrum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 22 - Open vraag

centrums of centra
Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 23 - Open vraag

vakmannen, vaklui of vaklieden
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies