grammar 5 woordvolgorde (bijvoeglijke naamwoorden)

grammar 5: woordvolgorde (bijvoeglijke naamwoorden)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

grammar 5: woordvolgorde (bijvoeglijke naamwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Mission:
I can give information about people and things.

Slide 2 - Tekstslide

What are we going to do?
  • explanation (uitleg)
  • some  lessonup excercises
  • work in your books
  • If you have enough time: study for the test

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 
Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord 
(mensen dieren dingen namen)

Mrs Verkade is wearing a nice shirt and black trousers.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ziet een Engelse zin eruit?
wie/wat
doet
wat
waar
wanneer
plaats
tijd
He
watched
a funny film
at home
yesterday.
He
ate
a huge burger
at school
this morning.

Slide 5 - Tekstslide

Zet op de goede volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
the singer - a green suit - at the festival - wore

Slide 6 - Open vraag

Over welk woord zegt het woord "green" iets?
The singer wore a green suit at the festival.

Slide 7 - Open vraag

Zet op de goede volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
won - that amazing film - three Oscars - last night

Slide 8 - Open vraag

Over welk woord zegt "amazing" iets?
That amazing film won three Oscars last night.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf een Engelse zin over hoe het monster er uit ziet. Begin met: The monster has...

Slide 10 - Open vraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 
Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord 
(mensen dieren dingen namen)

Mrs Verkade is wearing a nice shirt and black trousers.

Slide 11 - Tekstslide

I can give information about people and things.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

And now? Laptop away, get out your books!
  1. do ex. 30 and 31a on page 144/145. Kijk naar de uitleg!
  2. choose ex. 33 or 34 on page 146/145 (opdr. 33: schrijf 4 Engelse zinnen bij het plaatje, met de woorden die gegeven zijn. opdr. 34:  schrijf in het Engels 40 woorden over een concert waar je met een vriend was. Schrijf wat je leuk vond en wat je niet leuk vond. gebruik grammar 5)
  3. finished? study the themewords on page 166, stone 7 on page 168, grammar 5 on page 145. There is a test next week!

Slide 13 - Tekstslide