H4 P6 Samenvatting

Afronding nieuwe stoffen maken
Stoffen veranderen
Atomen en Moleculen
Reactievergelijking kloppend maken
Stoffen veranderen door ontleden
Toepassen van ontledingsreacties
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afronding nieuwe stoffen maken
Stoffen veranderen
Atomen en Moleculen
Reactievergelijking kloppend maken
Stoffen veranderen door ontleden
Toepassen van ontledingsreacties

Slide 1 - Tekstslide

Stoffen veranderen
Chemische reacties
Verbrandingen
Ontleding of verbrandingsreactie
Reactieschema ontleding organische stof
Reactie verschijnsleen

Slide 2 - Tekstslide

Reactieverschijnselen
  1. Verandering van kleur
  2. Verandering van geur
  3. Verandering van smaak
  4. Warmte
  5. Rook
  6. Vlammen
  7. Licht

Slide 3 - Tekstslide

Ontleden
Het in kleinere deeltjes elkaar vallen van moleculen

Ontledingsreactie:
één stof voor de pijl, twee of meer nade pijl

Slide 4 - Tekstslide

Organische stoffen

Herkenbaar aan de ontledingsreactie waarbij koolstof en ook vaak witte rook en water (als condens) ontstaan

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de reactie vergelijkingen
Gaat het hier om een ontledingsreactie of verbrandingsreactie

Methaan + zuurstof geeft water + koolstofdioxide
A
Ontledingsreactie
B
Verbrandingsreactie

Slide 6 - Quizvraag

Bekijk de reactie vergelijkingen
Gaat het hier om een ontledingsreactie of verbrandingsreactie

Water geeft zuurstof + waterstof
A
Ontledingsreactie
B
Verbrandingsreactie

Slide 7 - Quizvraag

Bekijk de reactie vergelijkingen
Gaat het hier om een ontledingsreactie of verbrandingsreactie

Suiker geeft kooldioxide + water + koolstof
A
Ontledingsreactie
B
Verbrandingsreactie

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de reactie vergelijkingen
Gaat het hier om een ontledingsreactie of verbrandingsreactie

Ijzer wordt roest
A
Ontledingsreactie
B
Verbrandingsreactie

Slide 9 - Quizvraag

Let op de volgende vragen hebben een tijdslimiet van 10 seconden. reageer snel!!

Slide 10 - Tekstslide

Het element Tin heeft als afkorting
A
Ti
B
T
C
Si
D
Sn

Slide 11 - Quizvraag

Het element Goud heeft als afkorting
A
Au
B
Go
C
Ag
D
Ut

Slide 12 - Quizvraag

Het element Koolstof heeft als afkorting
A
Co
B
K
C
Ko
D
C

Slide 13 - Quizvraag

Het element Waterstof heeft als afkorting
A
Wa
B
W
C
H
D
O

Slide 14 - Quizvraag

Het element Magnesium heeft als afkorting
A
Ma
B
Mg
C
Ms
D
Mm

Slide 15 - Quizvraag

Symbolen taal
De elementen worden internatonaal gezien weergegeven met symbolen (zelfs in china en japan)

Het is belangrijk om de meest gebruikte te kennen

Slide 16 - Tekstslide

atomen en moleculen
Alle woorden zijn opgebouwd uit de 26 letters van het alfabet, de ene leter wordt vaker gebruik dan een andere (vergelijk de e en de q)

Stoffen (daar zijn er miljoenen van worden opgebouwd uit ca. 80 elementen, waarvan er 40 veel voorkomen
Er zijn 109 elementen (bouwstenen)

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een atoom

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Verbindingen
Je kan net als met de letters uit het alfabet elementen met elkaar verbinden tot iets nieuws.
Niet alle combinaties lukken goed (net als niet alle woorden verstaanbaar zijn)

Slide 20 - Tekstslide

Moleculaire stoffen
Een verbinding met alleen niet metalen zoals waterstof en zuurstof

Verbinden waar ook metalen bij inzitten noemt men zouten

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Deeltjes model
  • Alle stoffen bestaan uit moleculen of elementen
  • Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
  • Elk molecuul van een stof is op dezelfde manier opgebouwd uit nog kleinere deeltejs de atomen

Slide 24 - Tekstslide

Ontleden
Bij ontleden worden de moleculen afgebroken in hun elementen of in andere kleiner verbindingen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
C6H12O6
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 27 - Quizvraag

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
NaCl
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 28 - Quizvraag

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
KAl(SO4)2
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 29 - Quizvraag

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
HCOOH
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 30 - Quizvraag

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
O2
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 31 - Quizvraag

Is de onderstaande verbinding een molecuul, een zout of een element
CO2
A
Molecuul
B
Zout
C
Element

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Kloppend maken van RV
  • Aantal atomen voor en na de reactiepijl zijn gelijk
  • Er verdwijnen geen stoffen
  • Tijdens het kloppend maken mag je niet IN een molecuul veranderen. Alleen het aantal moleculen

Met andere woorden de coefficiënt mag je aanpassen, de index niet

Slide 34 - Tekstslide

Claire Fiets Nooit In Haar Onder Broek
Deze elementen komen in de natuur altijd met zijn tweeën aan elkaar vast voor

Slide 35 - Tekstslide

Reactie schema en vergelijking
Reactieschema geeft een reactie weer in woorden

Een reactievergelijking (RV) geeft de reactie weer in molecuulformules

Slide 36 - Tekstslide

Ontledingsreacties (-lyse)

Thermolyse
Fotolyse
Electrolyse

Slide 37 - Tekstslide

Het maken van knalgas (zuurstof en waterstof) uit water is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 38 - Quizvraag

De verkleuren van de krant in een vensterbank is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 39 - Quizvraag

De zwart worden van een fricandel op de barbeque is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 40 - Quizvraag

Het maken van houtgas (experiment van vorige week) is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Het winnen van aluminium uit bauxiet is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Video

Het donker worden van de zilverchloride oplossing is een vorm van
A
Thermolyse
B
Fotolyse
C
Elektrolyse

Slide 45 - Quizvraag

C3H5N3O9 -> CO2 + H2O+ N2 + O2
Maak kloppend en noteer de kloppende reactie vergelijking

Slide 46 - Open vraag

Discussie
Waarom geeft de ontleding van de vorige vraag een explosief effect

Slide 47 - Tekstslide