Een betoog schrijven

Betoog schrijven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betoog schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • weet je welke regels horen bij een betoog.
  • kan je voor- en tegenargumenten bedenken.
  • kan je tegenargumenten weerleggen.
  • kan je een betoog schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je over het schrijven van een betoog?

Slide 3 - Open vraag

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin jij jouw standpunt geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt/ mening
Stelling: 'Alcoholreclame moet verboden worden'

Standpunt/ mening: voor of tegen?

Slide 5 - Tekstslide

Argument
  • Met een argument onderbouw je je mening/standpunt.

Slide 6 - Tekstslide

Alcoholreclame moet verboden worden.
Bedenk hiervoor een voorargument.

Slide 7 - Open vraag

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

Slide 8 - Tekstslide

Alcoholreclame moet verboden worden.
Bedenk een tegenargument.

Slide 9 - Open vraag

Weerlegging
Wat is een weerlegging?

Slide 10 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 11 - Tekstslide

Alcohol is slecht voor je gezondheid, dus is het beter om er geen reclame voor te maken.

Bedenk een weerlegging op dit argument.

Slide 12 - Open vraag

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 13 - Tekstslide

Voor het schrijven (schrijfplan)
  1. Bedenk: wat weet je al over het onderwerp waarover je gaat schrijven?

  2. Maak een schrijfplan

Slide 14 - Tekstslide

Schrijfplan
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken: anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: waar gaat je betoog over?
- Stelling + standpunt duidelijk maken: je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument + weerlegging
- Tegenargument + weerlegging
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter

Slide 15 - Tekstslide

 Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?

Slide 16 - Tekstslide

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 17 - Quizvraag

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 18 - Quizvraag

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  1. Kies een stelling voor je betoog
  2. Vul het schrijfplan in
  3. Schrijf je betoog (op papier!)

Verzin de informatie zelf en gebruik geen internet. Op het examen kan dat namelijk ook niet.

Slide 20 - Tekstslide