Schrijven les 1

Schrijven les 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schrijven les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Je leert een zakelijke e-mail schrijven en een artikel schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Korte kennismaking
Regels en afspraken
Voorkennis ophalen
Uitleg theorie
Korte verwerkingsopdracht
Code invullen
Aan de slag!
Evaluatie
Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Regels en afspraken
Je bent op tijd in de les!
Telefoon thuis of in de kluis!
Opgeladen Chromebook
1e keer waarschuwing
2e keer strafwerk
3e keer nablijven
Als ik aan het woord ben, zijn jullie stil!

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis ophalen

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten jullie al over een zakelijke e-mail of een artikel schrijven?

Slide 6 - Woordweb

Uitleg theorie 
Afspraken en regels schrijven.
1. Gebruik hoofdletters en leestekens.
• Elke zin begint met een hoofdletter.
• Namen schrijf je met hoofdletters.
• Achter een gewone zin komt een punt.
• Achter een vragende zin zet je een vraagteken.
• Achter een uitroep zet je een uitroepteken.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe begin je een zin volgens de regels?
A
Met een leesteken
B
Met een cijfer
C
Met een hoofdletter
D
Met een kleine letter

Slide 8 - Quizvraag

Wat zet je achter een vragende zin?
A
Een vraagteken
B
Een uitroepteken
C
Een punt
D
Een komma

Slide 9 - Quizvraag

Wat staat er achter een gewone zin?
A
Een punt
B
Een uitroepteken
C
Een komma
D
Een vraagteken

Slide 10 - Quizvraag

2. In een zin schrijf je altijd een persoonsvorm. Alleen in de titel van een tekst schrijf
je vaak geen persoonsvorm.
3. Gebruik nette woorden en wees beleefd. Volwassenen en onbekenden spreek je
aan met u. Alleen als ze zeggen dat je je mag zeggen, dan schrijf je je.

Slide 11 - Tekstslide

Welk voornaamwoord gebruik je in de omgangstaal?
A
Jou
B
U
C
Je
D
Jullie

Slide 12 - Quizvraag

Welk voornaamwoord gebruik je bij een onbekende volwassene?
A
Je
B
Jij
C
U
D
Jou

Slide 13 - Quizvraag

4. De regels voor een e-mail:
• Zet in de onderwerpsregel het onderwerp van je e-mail.
• Begin de e-mail met een aanhef (Beste, Geachte, Lieve, Hoi). Achter de
aanhef zet je een komma en druk je twee keer op enter.
• Schrijf in de eerste zinnen wat het onderwerp is en waarom je de e-mail
schrijft.
• De inhoud van je e-mail verdeel je in alinea’s.
• De e-mail eindig je met een nette slotzin. Daarna druk je twee keer op enter.
• Links onderaan schrijf je de slotgroet (Met vriendelijke groet, Groetjes).
Daarachter zet je een komma en druk je op enter.
• Zet je naam onder de e-mail.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld e-mail 
Onderwerpregel: Verzoek om Verlenging van de Deadlines voor het Project

Beste meneer Jansen,

Ik schrijf u deze e-mail om te vragen of het mogelijk is om de deadlines voor ons project een week te verlengen. De reden hiervoor is dat een aantal groepsleden ziek is geweest en we daardoor achterliggen op schema.

In de afgelopen weken hebben we hard gewerkt aan het project, maar vanwege de onverwachte afwezigheid van enkele teamleden hebben we niet alle taken op tijd kunnen afronden. We willen graag een kwalitatief goed project inleveren, en met een week extra tijd denken we dat dit zeker zal lukken.

We zouden het zeer op prijs stellen als u onze situatie in overweging wilt nemen en ons een week uitstel kunt geven. Wij horen graag van u.

Met vriendelijke groet,

Sanne de Vries

Slide 15 - Tekstslide

5. Je mag nooit zomaar een tekst of tekstgedeelte uit een bron (krant, tijdschrift,
website) overnemen. Verander in elk geval moeilijke woorden of te lange zinnen en
maak er je eigen tekst van. Schrijf altijd de naam van de bron op als je iets
overneemt, ook als je de tekst in je eigen woorden schrijft.

6. Tussen de delen van een opsomming zet je komma’s (of het woord en)

Slide 16 - Tekstslide

7. a. Als je verwijswoorden gebruikt, moet je je aan de regels voor het gebruik ervan houden.
b. Verwijs op een goede manier naar personen en zaken.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

8. Controleer altijd de betekenis van woorden of uitdrukkingen die je niet vaak gebruikt of waaraan je twijfelt.

Slide 19 - Tekstslide

Korte verwerkingsopdracht

Slide 20 - Tekstslide

Code invullen!
Ga naar de methode


Klik op het poppetje -> groepscode invullen


AFZKTXUS

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?:  blok 1 schrijven opdracht 1.6 (methode)en artikel schrijven (leertaken)
Hoe?: zelfstandig, dus in stilte!
Hulp?: de docent
Tijd?: de rest van de les 
Uitkomst?: blok 1 schrijven opdracht 1.6 (methode)en artikel schrijven (leertaken) zijn af!
Klaar?:

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie 
Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 23 - Tekstslide