In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
hst 5.4 "oog en bril"
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de onderdelen van het oog benoemen.
Je kunt de functie van de pupil uitleggen.
Je kunt uitleggen wat accommoderen van de ooglens is.
Je kunt uitleggen welke lens bijziendheid kan corrigeren.
Je kunt uitleggen welke lens verziendheid kan corrigeren.
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Herhaling voorgaande paragrafen
filmpje
uitleg
filmpje wat is bijziendheid
verziend
oudziend
quizvragen
Slide 3 - Tekstslide
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 4 - Quizvraag
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 5 - Quizvraag
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 6 - Quizvraag
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 7 - Quizvraag
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 8 - Quizvraag
Metalen glanzen van nature. Metalen kaatsen.....
A
Diffuus terug
B
Spiegelend terug
Slide 9 - Quizvraag
De normaal maakt een hoek van ....... graden met de spiegel
A
0 graden
B
45 graden
C
90 graden
D
180 graden
Slide 10 - Quizvraag
juist/onjuist Nummer 1 geeft de hoek van inval weer?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een stuk glas of plastic waarmee je het spectrum kan laten zien heet
A
Een plectrum
B
Een spectrum
C
Een prisma
D
Een driehoek
Slide 12 - Quizvraag
Welk soort licht is warmtestraling?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
wit licht
Slide 13 - Quizvraag
Van welke straling word je bruin van?
A
Infrarode straling
B
UV straling
C
UV + infrarode straling
D
zichtbaar licht
Slide 14 - Quizvraag
UV straling komt voor in?
A
Broedkasten
B
Nachtkijker
C
Zonnebank
D
Gloeilamp
Slide 15 - Quizvraag
Onbeschermd zonnen met een lichte huid kan ongeveer 10 minuten. Hoe lang kun je dan veilig zonnen met beschermingsfactor 30?
A
de hele dag
B
250 minuten
C
10 minuten
D
300 minuten
Slide 16 - Quizvraag
Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel
Slide 17 - Quizvraag
De schaduw aan de linker- en rechterkant van de groene lijn noem je ...?
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen
Slide 18 - Quizvraag
Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water
Slide 19 - Quizvraag
Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel
Slide 20 - Quizvraag
Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot
Slide 21 - Quizvraag
waar bevindt het spiegelbeeld zich?
A
loodrecht achter de spiegel
B
in de spiegel
C
voor de spiegel
D
op de plaats van het voorwerp
Slide 22 - Quizvraag
Hoe heet de lijn die loodrecht op de spiegel staat?
A
De normaal
B
Hoek van inval
C
Hoek van terugkaatsing
D
geen idee
Slide 23 - Quizvraag
Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen. Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 24 - Quizvraag
paragraaf 4
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
De belangrijkste onderdelen van het oog
Slide 27 - Tekstslide
Het beeld komt ondersteboven op het netvlies.
Slide 28 - Tekstslide
Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
Veel licht - pupil klein
Weinig licht - pupil groot
Slide 29 - Tekstslide
accommoderen
Als een voorwerp dichterbij komt wordt de lens boller.
Accommoderen : lens platter of boller maken
Slide 30 - Tekstslide
Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.
Slide 31 - Tekstslide
Bijziend
De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
Je hebt een negatieve lens nodig
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Verziend
De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
Je hebt een positieve lens nodig
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Oudziend
Ooglens is minder elastisch
Je hebt een positieve lens nodig
Slide 37 - Tekstslide
Belang van het lesdoel
Begrijpen wat er aan de hand is als iemand iets niet kan lezen
en waar de opitiën het over heeft.
Hoger cijfer bij je toets want de lesdoelen zijn het belangrijkste.
Slide 38 - Tekstslide
Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen
Slide 39 - Quizvraag
Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen
invloed op pupil
Slide 40 - Quizvraag
Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?