WI.2m.Thema09.les6

Thema 9 : vergelijkingen
9.5 het omslagpunt
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 9 : vergelijkingen
9.5 het omslagpunt

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat het omslag punt is
  • weet je hoe je het omslag punt van 2 grafieken vindt
  • weet je hoe je een vergelijking kunt opstellen waarmee je het omslag punt vindt

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les: bordjesmethode + balansmethode

Los de volgende vergelijking op in je schrift:
40a + 15 = 30a + 25

Slide 3 - Tekstslide

40a+15=30a+25
a=...
(alleen het antwoord ter controle)

Slide 4 - Open vraag

33. (in je schrift)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.
a. Lamyae, Ouassima en Tirsa willen een waterfiets twee uur huren. Bereken met welk tarief ze het goedkoopst uit zijn.

Slide 5 - Tekstslide

33. (antwoord)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.
a. Lamyae, Ouassima en Tirsa willen een waterfiets twee uur huren. Bereken met welk tarief ze het goedkoopst uit zijn.
Tarief A: 6,5 x 2 = 13 euro
Tarief B: 10 + 2,5 x 2 = 15 euro
Tarief A is het goedkoopst

Slide 6 - Tekstslide

33. (in je schrift)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.
b. Familie Jacobsen wil een waterfiets voor 4 uur huren. Bereken welk tarief dan het gunstigst is.

Slide 7 - Tekstslide

33. (antwoord)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.
b. Familie Jacobsen wil een waterfiets voor 4 uur huren. Bereken welk tarief dan het gunstigst is.
Tarief A: 6,5x4= 26 euro
Tarief B: 10+2,5x4= 20 euro
Tarief B is het goedkoopst

Slide 8 - Tekstslide

33. (in je schrift)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.
c. Neem de tabel hieronder voor tarief B over en vul verder in



d. Maak ook een tabel voor tarief A.

Slide 9 - Tekstslide

33. (antwoord)
Bij Jelstra kun je waterfietsen huren. Het verhuurbedrijf werkt met 2 tarieven.
Tarief A: 6,5u = p
Tarief B: 10+2,5u=p
Hierbij is u het aantal uren en p de prijs in euro's.


Slide 10 - Tekstslide

Maak 34 in je schrift.
Denk aan: tekenen met geodriehoek en potlood.

Slide 11 - Tekstslide

Denk aan: nakijken met een andere kleur pen.

Slide 12 - Tekstslide

1

Slide 13 - Video

03:27
Welk tarief is tot het omslagpunt goedkoper?
A
Tarief A
B
Tarief B

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

35.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

Ga naar wikiwijs 9.5
Maak 36 t/m 40
(link naar wikiwijs zit op de volgende slide)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Wat vond je moeilijk of juist makkelijker? Is er iets dat je de volgende les anders gaat doen?
Hoe ging deze les?

Slide 20 - Woordweb

Wat heb je
vandaag geleerd?

Slide 21 - Woordweb