HS6: Geld voor de overheid

HS6: geld voor de overheid
6.1: Belastingen op aankopen
Lesdoelen
  1. Ik kan aangeven hoe de overheid belasting heft op aankopen. 
  2. Ik kan aangeven waarom de overheid belasting heft op aankopen. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

HS6: geld voor de overheid
6.1: Belastingen op aankopen
Lesdoelen
  1. Ik kan aangeven hoe de overheid belasting heft op aankopen. 
  2. Ik kan aangeven waarom de overheid belasting heft op aankopen. 

Slide 1 - Tekstslide

BTW
  • Belasting toegevoegde waarde

  • 9 % op (voedingsmiddelen, water, agrarische goederen, geneesmiddelen, hulpmiddelenkunst, verzamelvoorwerpen, antiekboeken en periodieken).

  • 21 % op alle andere goederen. 

  • Consumentenprijs is inclusief BTW.

Slide 2 - Tekstslide

Ik koop een nieuwe fiets voor 450 euro. Dit is geen consumentenprijs. Wat kost de fiets tegen consumentenprijs?

Slide 3 - Open vraag

Toegevoegde waarde
  • Verschil tussen de verkoopopbrengst en inkoop bij andere bedrijven.

 Voorbeeld: Een fabrikant van koffie koopt voor €25 aan koffie in. Uiteindelijk verkoopt de fabrikant deze koffie voor €75 aan de supermarkt. De waarde die dan door de fabrikant is toegevoegd is: 75 – 25 = €50.

Slide 4 - Tekstslide

Bedrijven:
  • Ontvangen BTW van klanten
  • Betalen BTW over inkoop bij andere bedrijven
  • Dragen het verschil tussen de ontvangen en betaalde BTW af aan de overheid. 


Slide 5 - Tekstslide

In landen van de EU
  • Wordt overal BTW gevraagd

  • Komen verschillende tarieven voor

Land           Hoog tarief                   Laag tarief
Nederland     21%                                     9%
Duitsland      19%                                      7%
Italië                22%                                     4%
Zweden         25%                                     6%
Hongarije      27%                                    5%

Slide 6 - Tekstslide

Voor wie is een laag BTW tarief gunstig? En voor wie niet?

Slide 7 - Open vraag

Accijns
Belasting om te ontmoedigen: 
  • Benzine / diesel (waarom?)
  • Roken
  • Drank 

Slide 8 - Tekstslide

Rekentrainer paragraaf 1:
(pag. 65 of online)
SOM  1 als voorbeeld: 
€ 5,40 − € 2,96 − € 0,94 = € 1,50

2e tabel = procenten 
140,45 : 100 = 1,4045 x 21 = 29,49 
consumentenprijs = 140,45 + 29,49 

Slide 9 - Tekstslide

HS6: geld voor de overheid
6.2: Belastingen en de auto
Lesdoelen
  1. Ik kan de kilometerprijs van een auto berekenen (rekentrainer)
  2. Ik kan uitleggen uit welke kosten de kilometerprijs bestaat 

Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking: 13.000 : 14 = 928,56 x 1,66 = 1541,42 

Gereden kilometers : verbruik x brandstofprijs 

Slide 11 - Tekstslide

Gereden kilometers : verbruik x brandstofprijs : gereden kilometers 

15.000 : 12 = 1250 liter x 1,62 per liter = 2025 : het aantal kilometers = 14 cent per kilometer. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoogte motorrijtuigenbelasting:
Hangt af van:
- gewicht auto
- type brandstof 
- de provincie waar je woont

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Accijnzen
Hebben invloed op brandstofprijs
Hierdoor is:
- LPG het goedkoopst
- Benzine het duurst
- Prijs van diesel ligt ertussen in

Als je veel kilometers rijdt dan is diesel en LPG aantrekkelijker. 

Slide 15 - Tekstslide

HS6: geld voor de overheid
6.4: Belastingen op inkomsten
Lesdoelen
  1. Ik weet wat een jaaropgave is.
  2. Ik kan inkomsten benoemen waarop belasting wordt geheven. 
  3. Ik weet wat loonheffing is. 

Slide 16 - Tekstslide

Loonheffing
  • Deze wordt ingehouden op jouw loon of uitkering. 

  • Dit geld gaat naar de belastingdienst.

  • Dit is een vooruitbetaling op de inkomstenbelasting. 

Slide 17 - Tekstslide

De hoogte van de loonheffing:
  • Hangt af van hoogte van jouw salaris of uitkering.

  • Heffingskorting ja/nee, hiervoor vul je als werknemer een loonbelastingverklaring in. 

  • Algemene korting voor iedereen, andere kortingen afhankelijk van jouw persoonlijke omstandigheden en inkomsten).

Slide 18 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
  • Deze wordt berekend op inkomsten zoals loon, huur en winst. Dit vormt samen het belastbaar inkomen.

  • Wordt verminderd met de heffingskortingen en de reeds betaalde loonheffing.  

Slide 19 - Tekstslide

Jaaropgave
  • Aan het einde van het kalenderjaar.
  • Totale loon + betalingen aan loonheffing staan hier op.

  • Belastingaangifte doen:
    - te veel loonheffing = geld terug
    - te weinig loonheffing = geld betalen

Slide 20 - Tekstslide