2m par 5.4
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wilco verkoopt 10 producten voor 8 euro. Hoeveel is de omzet?
A
40 euro
B
60 euro
C
80 euro
D
100 euro
Slide 11 - Quizvraag
Wilco heeft de 10 producten ingekocht voor 5 euro. Wat is de inkoopwaarde van de omzet?
A
40 euro
B
50 euro
C
60 euro
D
70 euro
Slide 12 - Quizvraag
De bedrijfskosten zijn 2 euro per product bij 10 producten. Wat zijn de bedrijfskosten?
A
10 euro
B
20 euro
C
30 euro
D
40 euro
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wilco heeft dus een omzet van 100 euro. Zijn inkoopwaarde is 50 euro van de omzet. Wat is de brutowinst?
A
50 euro
B
40 euro
C
30 euro
D
60 euro
Slide 15 - Quizvraag
Zijn brutowinst is 50 euro. zijn overige kosten zijn 20 euro. Wat si zijn nettowinst?
A
20 euro
B
30 euro
C
40 euro
D
50 euro
Slide 16 - Quizvraag
Ludo heeft 30 producten verkocht voor 5 euro per stuk. Hij heeft deze ingekocht voor 2 euro per stuk en zijn overige zijn 30 euro. Wat is zijn nettowinst?
A
120 euro
B
100 euro
C
60 euro
D
30 euro
