JCL lesbrief kopen en werken les 22

Welkom! H6 Markten

6.2 De arbeidsmarkt
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom! H6 Markten

6.2 De arbeidsmarkt

Slide 1 - Tekstslide

Programma


Herhalen marktevenwicht
uitleg marktypes, verschuiven vraaglijnen, arbeidsmarkt
Opgaven maken 6.17 tm 6.28
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Bij marktevenwicht is .....
A
het aanbod gelijk aan de vraag
B
de prijs gelijk
C
de hoeveelheid gelijk

Slide 3 - Quizvraag

De aanbodlijn loopt hier verticaal, dus bij elke prijs wordt er evenveel van het product aangeboden door de producent.
Hoe kan dat?
A
dat kan niet!
B
het zijn goederen die niet snel bij te produceren zijn.
C
het zijn goederen die de consumenten niet vragen.

Slide 4 - Quizvraag

De afkorting qa betekent.....
A
gevraagde hoeveelheid
B
aangeboden hoeveelheid
C
hoeveelheid

Slide 5 - Quizvraag

Qa = 1,5P – 7
Qv = -P + 18
Bereken de evenwichtsprijs en -hoeveelheid
A
P = 10 q = 18
B
P = 10 q = 8
C
P = 12,50 q = 11,75

Slide 6 - Quizvraag

De evenwichtsprijs is de prijs waarbij vraag- en aanbod in evenwicht zijn.

Om de evenwichtsprijs (Pe) te berekenen kun je:
A
De vraaglijn tekenen en hier het middelpunt van nemen
B
De aanbodlijn tekenen en hier het middelpunt van nemen
C
De vergelijkingen van vraag (Qv) en aanbod (Qa) aan elkaar gelijkstellen
D
De vergelijking voor de vraag (Qv) gelijk stellen aan 0

Slide 7 - Quizvraag

Om vervolgens vanuit de evenwichtsprijs (Pe) de evenwichtshoeveelheid (Qe) te bereken:
A
Kun je de Pe alleen maar invullen in de vraagvergelijking
B
Kun je de Pe alleen maar invullen in de aanbodvergelijking
C
Maakt het niet uit of je de Pe in de vraag- of aanbodvergelijking invult , de Q is dan gelijk in beide formules

Slide 8 - Quizvraag

6.1 Vraag en aanbod op de markt
Leerdoelen vorige les

  • De evenwichtssituatie op de markt zowel grafisch als rekenkundig bepalen 
  • Uitleggen hoe het prijsmechanisme voor marktevenwicht zorgt
  • Het onderscheid maken tussen concrete en abstracte markten
  • Beredeneren wanneer een vraag- of aanbodlijn verschuift

Slide 9 - Tekstslide

Vraag en aanbod bepalen de marktprijs
Markt: Een plaats waar vragers en aanbieder elkaar (virtueel) treffen.

Vragers en aanbieders bepalen samen de prijs op de markt

Evenwichtsprijs: De prijs waarbij er net zo veel gevraagd als 
                                    aangeboden wordt

Evenwichtshoeveelheid: De aangeboden en gevraagde 
                                                     hoeveelheid bij de evenwichtsprijs

Slide 10 - Tekstslide

De evenwichtsvoorwaarde
Evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid kan worden bepaald door de evenwichtsvoorwaarde op te lossen:

Evenwichtsvoorwaarde: Qa = Qv 

Bijvoorbeeld: 
Qv = -200P + 1.000
Qa = 400P - 500
Dan: -200P + 1.000 = 400P - 500
           P = ?

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... je weet wat een concrete en een abstracte markt is
... je kunt je vraag- en aanbodlijnverschuivingen beredeneren
... 

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende markten
Concrete markt: Waar vragers (kopers) en aanbieders (verkopers) elkaar                                               ontmoeten 
               zoals winkel, marktkraam, veiling, supermarkt, internet

Abstracte markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een goed of                                                  dienst (óf arbeid, vermogen, valuta) --> evenwichtsprijs
               geen sprake van plaats waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten
goederen- en dienstenmarkt, arbeid, vermogen of valutamarkt

Slide 13 - Tekstslide

Ceteris paribus voorwaarde (1)
Al het andere gelijkblijvend, wat gebeurt er met de vraag als de prijs verandert?

andere vraag beïnvloedende factoren
persoonlijke voorkeur
Budget
exogene factoren
complementaire goederen
substitutiegoederen

Slide 14 - Tekstslide

Ceteris paribus voorwaarde (2)
Al het andere gelijkblijvend, wat gebeurt er met het aanbod als de prijs verandert?

andere aanbod beïnvloedende factoren
kostenstijging
faillissementen
nieuwe aanbieders
productinnovatie
prijzen concurrentie

Slide 15 - Tekstslide

Verschuiven vraag- of aanbodlijn
Als er iets verandert waarbij bij dezelfde prijs toch meer of minder vraag of aanbod is, moet de vraag- of aanbodvergelijking worden aangepast:

Bijvoorbeeld:
  • Prijzen van andere soortgelijke producten (vraag wijzigt)
  • Hoger of lager inkomen (vraag wijzigt)
  • Inkoopprijs voor aanbieders wordt hoger (aanbod wijzigt)
Antwoordmodel: Bij dezelfde prijs wordt er meer/minder aangeboden/gevraagd omdat.......

Slide 16 - Tekstslide

6.2 De arbeidsmarkt
Aan het einde van de les kun je:

  • Vraag en aanbod beschrijven op de arbeidsmarkt
  • Redeneren en rekenen met de samenhang tussen arbeidsproductiviteit, werkende beroepsbevolking en productiewaarde
  • Het werkloosheidspercentage berekenen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Arbeidsmarkt
Aanbod van arbeid
Vraag naar arbeid
Werkende zelfstandige
Werknemers in loondienst
Werklozen
Gevulde arbeidsplekken
Beroepsbevolking
Werkgelegenheid
Nog te vullen arbeidsplekken
Vacatures
Werkende zelfstandige
Werknemers in loondienst
Werkende beroepsbevolking
Werk zoekende  beroepsbevolking

Slide 19 - Tekstslide

Prijs op de arbeidsmarkt
De prijs die op de arbeidsmarkt tot stand komt = loon

Qv = aantal gevraagde personen 
Qa = aantal aanbieders
L = uurloon in euro's

Le = evenwichtsloon, Qe = evenwichtshoeveelheid

Slide 20 - Tekstslide

1

Slide 21 - Video

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: 6.2
Maken: 6.17 tm 6.28

Versnellers:

Klaar?:
nakijken opdrachten 6.1 tm 6.16
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Als de prijs van een product verandert dan zal.....
A
er een verschuiving van de lijn plaatsvinden
B
er een verschuiving op de lijn plaatsvinden
C
er helemaal niets gebeuren

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk: 
volgende les
doornemen paragraaf h3
maken bouwsteen 3.2 en 3.3
Pak je agenda!!

Slide 24 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit

Arbeidsproductiviteit: Productie(waarde) per persoon in                                                                 bepaalde periode

                                                   productie(waarde)
Arbeidsproductiviteit =   werkgelegenheid


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Flexwerk
  • Vaste contracten zonder een vast aantal uren
  • Tijdelijke contracten
  • Mensen die vanuit een uit een uitzendbureau werken 
  • Oproep- en invalkrachten
  • Zzp'ers

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Arbeidsproductiviteit
  • Productie(waarde) per persoon in een bepaalde periode. 

  • Arbeidsproductiviteit =

  • Gemiddelde productie per werkende.
productie(-waarde) 
  werkgelegenheid

Slide 29 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit 
  • Stijgt met hoger opleidingsniveau medewerkers 
  • Stijgt door inzet hoogwaardige machines (en automatisering)
  • Als deze hoog is kun je goedkoper produceren en dat is goed voor de export van product en diensten

Slide 30 - Tekstslide

Werkloosheidspercentage
Aantal werklozen ÷ beroepsbevolking x 100%

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg 
In een land is de arbeidsproductiviteit € 40.000 per persoon. Er wordt
nu werkgelegenheid geboden aan 12,5 miljoen mensen. 5% van de beroepsbevolking is echter nog werkloos. Met welk bedrag moet de productiewaarde van het land stijgen zodat er geen werkloosheid meer is?

Als 5% werkloos is, dan is 95% dus aan het werk: 
12.500.000/95 x 5 = 657.895 
657.895 x € 40.000 = € 26.315.800.000

Slide 32 - Tekstslide

Welkom! H6 Markten

6.2 De arbeidsmarkt

Slide 33 - Tekstslide

Werkloosheid
Werkloosheidspercentage: Aantal werklozen in procenten van de beroepsbevolking

Voorbeeld: 
arbeidsproductiviteit = 40.000,   productiewaarde = 162 miljard,    beroepsbevolking = 4,5 miljoen

Hoe groot is de werkloosheid?
1. hoeveel is de werkgelegenheid?     arbeidsproductiviteit = productiewaarde : werkgelegenheid
                                                                            40.000 = 162 miljard : ?        162 mijard: 40.000 = 4,05 miljoen
2. Hoeveel is de werkloosheid?            aantal werklozen : beroepsbevolking x 100%
                                                                           (4,5 miljoen - 4,05 miljoen) : 4,5 miljoen x 100% = 10%




Slide 34 - Tekstslide