Herhaalles 4017

Herhaalles AFP
Parkinson - Epilepsie - Shock -  Samenstelling bloed
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaalles AFP
Parkinson - Epilepsie - Shock -  Samenstelling bloed

Slide 1 - Tekstslide

Parkinson

Slide 2 - Tekstslide

Bij de ziekte van Parkinson is er een tekort aan dopamine in delen van de hersenen.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

De ziekte van Parkinson ontstaat bij de meeste patiënten na het 60e jaar.
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Tussen 45e en 60e levensjaar

Slide 5 - Tekstslide

Parkinsonisme komt veel voor bij lewybodydementie
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Steeds zachter gaan spreken kun je het beste zien als een uiting van bewegingsarmoede
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

De tremor bij de ziekte van Parkinson wordt erger in rust, en kan onderdrukt worden als iemand bijvoorbeeld iets pakt.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

  • In rust ritmisch, bijvoorbeeld wrijven.
  • In slaap weg
  • Bij spanning erger
  • Bij opperste concentratie even onderdrukken

Slide 9 - Tekstslide

Epilepsie

Slide 10 - Tekstslide

Als iemand in zijn of haar leven één keer een insult doormaakt, dan heeft iemand epilepsie
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

minstens twee ongeprovoceerde óf minstens twee reflexinsulten met een interval tussen de aanvallen van meer dan 24 uur

Slide 12 - Tekstslide

Een aura en automatismen horen bij een partieel-complexe aanval (focale aanval met verminderde gewaarwording
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Een secundair gegeneraliseerde aanval begint plaatselijk en is snel daarna gegeneraliseerd
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Met een insult bedoelen we meestal een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Moderne medicijnen tegen epilepsie kun je met een gerust hart een dag overslaan. Zo goed zijn ze.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Medicijnen
Carbamazepine
en Valproïnezuur
Tijdens een aanval:
  • Clonazepam
  • fenytoïne
  • diazepam
Therapietrouwheid is belangrijk 

Refractaire epilepsie: Niet goed aanslaan van medicatie

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Shock

Slide 19 - Tekstslide

Een dalende bloeddruk is het eerste symptoom van een shock
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke shock hoort wat?
handen en voeten koud, bleek en soms wat blauw (cyanotisch), met een vertraagde capillary refill en samengetrokken aders in de huid.

vaatverwijding met een rode huid 

 zwaar gevoel bij het ademen, ademnood, zwelling van de stembanden en verkramping van luchtwegtakjes

Slide 21 - Tekstslide

Ernstige hyperglycemie leidt via dehydratie tot hypovolemische shock
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Bij een anafylactische shock is het best mogelijk even af te wachten, in veel gevallen trekt het bij
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet er gebeuren?
  • Welk medicijn en waarom?
  • Welke andere behandelingen?

Slide 24 - Tekstslide

Bij een cardiale shock kun je verwachten dat de pols slecht gevuld wordt.
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Bij shock ontstaat een metabole acidose en die zorgt voor vaatverwijding en dus toename van de problemen
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Samenstelling van het bloed

Slide 27 - Tekstslide

Rood beenmerg vind je vooral in dijbeen, scheenbeen en bovenarm.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Bekken
Borstbeen
Ribben
Rugwervels

Slide 29 - Tekstslide

Natrium en kalium zijn elektrolyten
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Plasma is normaal gesproken isotoon
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Een rode bloedcel leeft gemiddeld een half jaar
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

120 dagen

Slide 33 - Tekstslide

Stamcellen raken in principe nooit op
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Zolang er maar genoeg ijzer is, worden er genoeg rode bloedcellen aangemaakt.
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

je hebt bouwstoffen nodig (aminozuren), ijzer, vitamine B12 en foliumzuur en erytropoëtine uit de nier. 

Slide 36 - Tekstslide