4 HAVO herhalen BS 1 en 2 + BS 3
1 / 32
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het grootste organisatieniveau in de biologie?
A
populatie
B
organisme
C
biosfeer
D
ecosysteem
Slide 3 - Quizvraag
Welk organisatieniveau van biologie zie je hier?
A
Organisme
B
Cel
C
Weefsel
D
Molecuul
Slide 4 - Quizvraag
Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein, van boven naar beneden, naar de vakjes aan de rechterkant.
celorganellen
cellen
weefsels
organen
orgaanstelsels
organismen
atomen
moleculen
Slide 5 - Sleepvraag
Organisatie-niveaus
Biologie
molecule
cell
organel
organ
organsystem
tissue
population
organism
ecosystem
Bioma
Slide 6 - Sleepvraag
Sleep de namen naar de juiste organen
Maag
Nieren
Lever
Dunne darm
Dikke darm
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep de functies naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalen
Signalen doorgeven
Voedsel verteren
Stevigheid
Transport van bloed
Bewegen
Slide 8 - Sleepvraag
Sleep de organen naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-stelsel
Verteringsstelsel
Bloedvaten-stelsel
Hart
Slagader
Luchtpijp
Lever
Maag
Longen
Dunne darm
Slide 9 - Sleepvraag
ORGANEN
CELLEN
WEEFSELS
rode bloedcel
eicel
dijbeenspier
hart
kraakbeenrondom de kop van je dijbeen
botgedeelte van het dijbeen
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels
Slide 12 - Quizvraag
Welke is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quizvraag
Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
Slide 14 - Quizvraag
Benoem onderdeel 1,2 en 3 van deze cel.
Slide 15 - Open vraag
Benoem onderdeel 1 t/m 7 van deze cel
Slide 16 - Open vraag
Deze cel(len) heeft(hebben) een celkern:
A
plantencel
B
dierencel
C
beide
Slide 17 - Quizvraag
Deze cel(len) heeft(hebben) bladgroenkorrels:
A
plantencel
B
dierencel
C
beide
Slide 18 - Quizvraag
Deze cel(len) heeft(hebben) een celmembraan:
A
plantencel
B
dierencel
C
beide
Slide 19 - Quizvraag
Deze cel(len) heeft(hebben) een celwand:
A
plantencel
B
dierencel
C
beide
Slide 20 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 3?
Hoe heet deel 3?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma
Slide 21 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 6?
Hoe heet deel 6?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma
Slide 22 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 8?
Hoe heet deel 8?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma
Slide 23 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding.
Cel a is een ... cel
Cel a is een ... cel
A
dierlijke
B
plantaardige
Slide 24 - Quizvraag
Kijk goed naar de afbeelding.
Cel b is een ... cel
Cel b is een ... cel
A
dierlijke
B
plantaardige
Slide 25 - Quizvraag
Waar in de cel vindt fotosynthese plaats?
1
2
3
4
5
Slide 26 - Sleepvraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Stel dat bepaalde cellen ongeveer 0,2mm groot zijn. En je bekijkt ze bij een vergroting van 100x. Je tekent één cel ongeveer 10cm groot. Hoe groot is dan de werkelijke vergroting van je tekening?
