Les 1 - Samenwerken

Les 1. Samenwerken, hoe doe je dat?
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Thema AABSMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 1. Samenwerken, hoe doe je dat?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
week 1: Samenwerken
week 2: Time management
week 3: Organiseren van een evenement
week 4: Opdracht evenementen organisatie maken
week 5: Budget en begroting
week 6: Draaiboek
week 7: Projectorganisatie
week 8: Vergaderen 


Slide 2 - Tekstslide

Na deze les kun je benoemen
  • Hoe je samenwerkt in een organisatie
  • Welke activiteiten in een organisatie vragen om samenwerken
  • Hoe jij wil samenwerken
  • Wat je moet doen om succesvol te kunnen samenwerken
  • Welke teamrol(len) bij jou het beste passen
  • Je kunt uitleggen hoe kwaliteiten en teamrollen de samenwerking van een team beïnvloeden
  • Wat coöperatief werken is

Slide 3 - Tekstslide

Omschrijf in je
eigen woorden
de betekenis van
'Samenwerken'

Slide 4 - Woordweb

Samenwerken
Binnen elke organisatie of bedrijf krijg je te maken met informatieprocessen. Deze processen kunnen alleen goed verlopen door samen te werken. Je hebt immers collega's nodig, ook met verschillende kwaliteiten. Je kunt de taak krijgen om samen te werken. Maar het kan ook voortkomen uit eigen initiatief. Op de werkvloer heb je elkaar nu eenmaal nodig, doordat iedereen zijn eigen kwaliteiten heeft. Samenwerking kan ervoor zorgen dat verschillende taken binnen een organisatie efficiënter, productiever en kwalitatief beter worden uitgevoerd.

Slide 5 - Tekstslide

Samenwerken
Bij bedrijven werk je vaak in een team. Een team bestaat uit een aantal medewerkers die er samen voor moeten zorgen dat het doel van de afdeling of het bedrijf wordt behaald. Een team wordt in de meeste gevallen geleid door bijvoorbeeld een teamhoofd 0f afdelingsmanager.
Een team is niet automatisch succesvol. Je kunt de beste mensen aannemen, maar dit betekend nog niet dat je een goed team hebt.

Slide 6 - Tekstslide

Op welke manier wil jij samenwerken?

Slide 7 - Woordweb

Hoe creëer je een goed team?

Slide 8 - Woordweb

Succesvol Samenwerken I
1. Er moet een gemeenschappelijk (meetbaar) doel zijn.
Maak het doel SMART zodat iedereen weet waar hij/zij aan moet werken.
2. Het team moet regelmatig (wekelijks) met elkaar overleggen.
Voorbeeld: Het team spreekt elke maandagochtend met elkaar de week door. Deze overlegmomenten moeten vast worden ingepland.
3. Teamleden kunnen en willen met elkaar samenwerken.
Je moet ervoor zorgen dat de teamleden op de hoogte zijn van elkaars functies en verantwoordelijkheden. Bij conflicten moet de leidinggevende ervoor zorgen dat de problemen worden opgelost.

Slide 9 - Tekstslide

Succesvol samenwerken II
4. Het team moet niet te groot zijn
Omdat teamleden veel met elkaar te maken hebben moet de groep niet te groot zijn. Meestal bestaan teams daarom uit 4 -max 15 medewerkers
5. Open communicatie
Dit houdt o.a. in dat ze op tijd de juiste informatie aan hun collega's doorgeven. De teamleden moeten naar elkaar kunnen luisteren, en met respect met elkaar praten.
6. Flexibele instelling
Er komen altijd onvoorziene situaties voor tijdens een samenwerking. Je zult dat ook mee moeten gaan met de verandering. Zorg er zelf voor dat ene verandering ook een verbetering van je eigen werk betekend.
7. Professionele beroepshouding
Werken in een team vraagt om een professionele beroepshouding. Dit betekent bijvoorbeeld dat je geen privé-telfoontjes pleegt, niet zo maar naar buiten gaat omdat je zin hebt om te roken en op een professionele manier met je collega's omgaat.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Teamrollen


Tijdens het samenwerken in een team merk je dat ieder teamlid zijn eigen aandeel heeft. Je gaat in deze opdracht ontdekken welke teamrol het beste bij jou past en hoe het is om samen te werken met anderen die ieder een eigen teamrol uitvoeren.  

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Ik, in een organisatie
Door samenwerking kun je de organisatie naar een hoger niveau tillen. Samenwerken moet wel nut hebben. Als het geen nut heeft, dan kun je net zo goed de taak in je eentje afmaken. Je hebt daarom de keuze om te samenwerken. 
Hiervoor bestaan drie redenen:
  1. sociale motieven
  2. prestatie motieven
  3. kwaliteits motieven

Slide 14 - Tekstslide

Coöperatief werken
Samenwerken op de werkvloer noem je ook wel coöperatief werken.
Samenwerken betekent letterlijk: bijdragen aan een gezamenlijk resultaat door een optimale afstemming van de eigen inzet, kwaliteiten en belangen (en die van anderen).
Als je samenwerkt kun je gebruik maken van elkaars kwaliteiten. Wat de één niet kan, kan de ander misschien wel. Bij samenwerken 
vul je elkaar aan waardoor werk efficiënter, productiever 
en kwalitatief beter verloopt.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 
Sociale motieven: samenwerken waarbij de sociale band van belang is.
Prestatie motieven: samenwerken waarbij je een maximaal resultaat wil behalen
Kwaliteitsmotieven: met deze samenwerking wil je kwalitatief het beste resultaat leidt. dit betekend niet direct dat de hoogste opbrengst wordt behaald, maar een resultaat dat het beste is voor een succesvol vervolg.

  1. Schrijf de drie motieven op. Beschrijf de betekenis van elk motief in je eigen woorden op.
  2. Samenwerking kan een organisatie naar een hoger niveau tillen. Schrijf in je eigen woorden op welke manier samenwerking er voor kan zorgen dat het niveau omhoog gaat. Gebruik hierbij een voorbeeld.
  3. Leg uit wat er wordt bedoeld: 'Samenwerken moet nut hebben'. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Werkafspraken
Om van het team, ondanks alle persoonlijke verschillen, toch een eenheid te maken worden er afspraken gemaakt. Deze werkafspraken zijn gebaseerd op regels en richtlijnen die iedereen moet volgen. Zo wordt een werkbare werkomgeving gecreëerd. Wanneer deze niet worden nageleefd kan er veel onduidelijkheid en irritatie ontstaan. Iedereen heeft een kader nodig waarbinnen hij moet werken.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeelden van werkafspraken
  1. Aan het eind van de dag ruimt iedereen zijn werkplek op
  2. Materialen die aanwezig zijn voor gemeenschappelijk gebruik worden na gebruik weer op de vaste plaats teruggezet
  3. De gedragen bedrijfskleding wordt aan het eind van de werkdag teruggebracht naar het kleding depot.
  4. Tijdens werktijd wordt geen gebruik gemaakt van privé apparatuur zoals; (smart) phones en tablets. Het is ook niet toegestaan om tijdens werktijd voor privé -
    doeleinden e-mail bij te werken en sociale media te bezoeken.

Slide 19 - Tekstslide

Conflicten
Waar mensen werken ontstaan meningsverschillen of onenigheid. Hierdoor moet je je niet laten afschrikken, maar er voor zorgen dat de problemen worden opgelost. We spreken van een conflict als twee of meer partijen het niet eens kunnen worden. Omdat een conflict een team behoorlijk kan laten ontsporen moet het opgelost worden. Het behalen van het gemeenschappelijk einddoel wordt namelijk moeilijk als er binnen het team conflicten zijn.

Bij het oplossen van een conflict moet er worden gezorgd dat het respect weer terugkomt en dat er weer vertrouwen is in elkaar.

Slide 20 - Tekstslide

Na deze les kun je benoemen
  • Hoe je samenwerkt in een organisatie
  • Welke activiteiten in een organisatie vragen om samenwerken
  • Hoe jij wil samenwerken
  • Wat je moet doen om succesvol te kunnen samenwerken
  • Welke teamrol(len) bij jou het beste passen
  • Je kunt uitleggen hoe kwaliteiten en teamrollen de samenwerking van een team beïnvloeden
  • Wat coöperatief werken is

Slide 21 - Tekstslide

Ik vind het prima als iemand veel meer doet dan ik....

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Tekstslide

In een team werken is veel efficiënter dan als individu....

Slide 26 - Open vraag

Als ik het niet eens ben met iets dan hoef ik ook niet samen te werken met mijn teamgenoten

Slide 27 - Open vraag

De verantwoordelijkheid van het succes ligt bij de teamleider

Slide 28 - Open vraag

Hoe meer mensen in een team hoe beter de samenwerking

Slide 29 - Open vraag

Feedback

Slide 30 - Woordweb

Slide 31 - Video

Goede feedback geven is nog een hele kunst. Hoe doe je dat eigenlijk op een manier waar de ander ook echt mee vooruit komt?

Slide 32 - Open vraag

Hoe geef je feedback?
  • Benoem het Gedrag.
  • Benoem het Gevoel dat dit jou geeft.
  • Geef het Gevolg aan voor jou.
  • Benoem het Gewenst gedrag (zo nodig).

Slide 33 - Tekstslide

Tips voor het geven van feedback:
  • Richt je op het resultaat
  • Begin met positieve feedback
  • Houd het bij jezelf
  • Focus op gedrag of acties
  • Wees specifiek en concreet
  • Controleer of de ontvanger het begrijpt
  • Biedt ruimte voor reactie

Slide 34 - Tekstslide

 Feedback geven volgens de 4 G's
Gedrag (je observatie van het gedrag van de ander)
Gevoel (het gevoel dat dit gedrag bij jou oproept)
Gevolg (het effect dat dit gedrag heeft op de omgeving) Gewenst gedrag (het gedrag dat je liever zou zien bij de ander)

Slide 35 - Tekstslide