LIHR Recht P2 - H4

Recht P2 - Hoofdstuk 4
Legal, Insurance & HR Services Specialist
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Recht P2 - Hoofdstuk 4
Legal, Insurance & HR Services Specialist

Slide 1 - Tekstslide

Recht P2 - Hoofdstuk 4
Legal, Insurance & HR Services Specialist

Slide 2 - Tekstslide

Recht periode 2
> Zie de planner ‘Klas 1 Recht’ op Itslearning

Lesweek 1 t/m 6: theorielessen + opdrachten (H4 t/m 6 van het Basisboek Juridisch 2022)

Lesweek 7 en 8: Portfolio-opdracht ‘Rechtszaak'

Slide 3 - Tekstslide

"Het vak Recht in periode 1 vond ik..."
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Wat hoop je te leren bij het vak Recht in periode 2?

Slide 5 - Open vraag

Hoofdstuk 4: De bronnen van het recht​  
Leerdoelen van dit hoofdstuk:​


- Je kunt de vijf rechtsbronnen opsommen.​
- Je kunt uitleggen waarom de wet de belangrijkste rechtsbron is.​
- Je kunt in een eenvoudige situatie herkennen welke rechtsbron van toepassing is.​
- Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met geschreven en ongeschreven recht.​




Slide 6 - Tekstslide

Inleiding
De bronnen van het recht (of: rechtsbronnen) zijn de vindplaatsen van het recht. Wij kunnen vijf rechtsbronnen onderscheiden, namelijk:​


  1. De wet​
  2. De jurisprudentie​
  3. Internationale verdragen​
  4. Europese wetgeving​
  5. Het gewoonterecht





Slide 7 - Tekstslide

1. De wet
De wet is de belangrijkste bron van het recht in Nederland.​


Het overgrote deel van het recht in Nederland staat namelijk in een wet. Als je op zoek bent naar een rechtsregel of naar de 
oplossing voor een probleem, kun je het best beginnen 
met het zoeken in de wet.

Slide 8 - Tekstslide

Weet jij het nog...?
Plaats het wetboek bij het juiste rechtsgebied.
Burgerlijk recht
Strafrecht
Staatsrecht
Bestuursrecht
Sr
GW
Awb
BW

Slide 9 - Sleepvraag

De wettenbundel
Wettenbundels zijn dikke (en zware) boeken waarin 
een deel van alle wetten die in Nederland gelden 
staan. De samensteller van de wettenbundel (de 
uitgever) bepaalt zelf welke wetten hij opneemt in 
de bundel. 
Een wettenbundel is dus een beperkte 
selectie van deze rechtsbron. 

Slide 10 - Tekstslide

Overheid.nl​
Op https://www.overheid.nl/beleid-en-regelgeving kun je alle wetten vinden die in Nederland geldig zijn. Eventuele wetswijzigingen en nieuwe wetten worden direct opgenomen op het moment dat ze geldig zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De makers
De overheidsorganen met een wetgevende taak maken de wetgeving. Denk aan de regering en de Staten-Generaal, de Provinciale Staten, de gemeenteraad en ministers.​


Iedere soort wetgeving heeft een eigen naam, zodat direct duidelijk is welk orgaan van de overheid de wet heeft gemaakt.

Slide 13 - Tekstslide

Verschillende wetten

Slide 14 - Tekstslide

Wet is geschreven recht
Een belangrijk kenmerk van de wet als rechtsbron is dat de rechtsregels die in wetgeving zijn opgeschreven, behoren tot het geschreven recht.

Slide 15 - Tekstslide

OEFENVRAAG
AMvB's worden gemaakt door:
A
de regering en de Staten-Generaal
B
de regering
C
de minister
D
de Provinciale Staten

Slide 16 - Quizvraag

2. Jurisprudentie
De verzameling van alle rechterlijke uitspraken heet jurisprudentie. 

Jurisprudentie is een bron van het recht. 



De jurisprudentie is een ongeschreven rechtsbron, omdat je deze niet in de wet kunt terugvinden.  

Slide 17 - Tekstslide

Wat denk jij: waarom is jurisprudentie een rechtsbron?

Slide 18 - Open vraag

Waarom jurisprudentie?​
De betekenis van wetten en wetsartikelen is lang niet altijd direct duidelijk. Als de wet onduidelijk is of personen zijn het niet eens over hoe de wet moet worden uitgelegd, dan kan de rechter dit oplossen.​


Door een beslissing te nemen over de uitleg van de wet voegt de rechter iets toe. Het is na de uitspraak van de rechter iets meer duidelijk wat er wordt bedoeld. Andere rechters gebruiken deze uitleg ook.​

Jurisprudentie kun je opzoeken op www.rechtspraak.nl



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

3. Internationale verdragen
Nederland sluit per jaar ongeveer honderd nieuwe verdragen. Internationale verdragen zijn afspraken tussen twee of meer landen. Denk aan afspraken over waar de grenzen lopen tussen de landen of aan handelsafspraken. ​


Afspraken uit verdragen hebben invloed op het recht in een land. In Nederland gelden die afspraken uit verdragen meteen ook voor burgers, bedrijven en overheden. Dit staat in artikel 93 van de Grondwet. De inhoud van internationale verdragen maken zo direct deel uit van het geschreven recht.

Slide 21 - Tekstslide

Mensenrechten​
Mensenrechten zijn rechten waarop iedereen aanspraak kan maken vanwege het mens-zijn. Dit ongeacht nationaliteit, politieke of religieuze overtuiging, geslacht, seksuele geaardheid, ras, wettelijke status of andere kenmerken. Als mens heb je recht op een eerlijk proces, het recht op vrijheid van meningsuiting, het recht op arbeid, het recht op behoorlijke arbeidsomstandigheden en het recht op onderwijs.​



Deze rechten behoren tot het recht in Nederland.



Slide 22 - Tekstslide

UVRM en EVRM​
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zijn twee belangrijke internationale verdragen over de rechten van mensen.

Zie video op de volgende slide. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

OPZOEKVRAAG
Waar gaat art. 8 EVRM over?

Slide 25 - Open vraag

Mensenrechten
Het is de taak van de overheid om te zorgen dat de mensenrechten worden gerespecteerd. Dat betekent dat er regels moeten zijn over hoelang iemand mag werken zonder pauze en welke bijdrage in de kosten je krijgt als je naar school gaat.​

Slide 26 - Tekstslide

4. Europese wetgeving
Nederland is lid van de Europese Unie (EU). De EU is gebaseerd op een internationaal verdrag, het EU-verdrag. In de EU werken landen samen aan een economisch en politiek sterk Europa. Bij deze samenwerking gebruiken de landen wetgeving. De Europese instellingen maken deze Europese wetgeving. De landen en hun inwoners zijn gebonden aan deze Europese regels.​

Ongeveer de helft van het recht dat in Nederland geldt, komt van de EU. Het meeste EU-recht is geschreven recht.



Slide 27 - Tekstslide

Verorderingen en richtlijnen
De instellingen van de EU kunnen twee soorten wetgeving maken:​

- Europese verordeningen​
- Europese richtlijnen






Slide 28 - Tekstslide

Europese verordeningen​
In de eerste plaats zijn er Europese verordeningen. Een Europese verordening werkt direct in alle lidstaten, ook in Nederland. Alle lidstaten van de EU en alle inwoners van de EU moeten zich houden aan een verordening, artikel 93 van de Grondwet.​

Verordeningen gaan vaak over heel specifieke onderwerpen. Denk aan de manier waarop Europese politieke partijen aan geld kunnen (mogen) komen of aan douanetarieven die in de hele EU gelden.








Slide 29 - Tekstslide

Europese richtlijnen​
Een Europese richtlijn is minder dwingend dan een Europese verordening. De inhoud van de richtlijn moet eerst opgenomen worden in de nationale wetgeving voordat het een rechtsbron van het land kan zijn. In de richtlijn staat voor welke datum het land dat moet hebben gedaan.​

De inhoud van een Europese richtlijn werkt dus niet direct door in de lidstaat zoals een Europese verordening. Je zou kunnen zeggen dat een Europese richtlijn een opdracht is van de EU om de nationale wetgeving aan te passen aan de Europese wetgeving.










Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

OEFENVRAAG
Een Europees wetsvoorstel wordt gemaakt door:
A
het Europees Parlement
B
de Raad van de Europese Unie
C
de Europese Commissie
D
de Europese Raad

Slide 32 - Quizvraag

5. Gewoonterecht
Gewoonterecht gaat over een gewoonte of een gebruik dat recht is geworden op grond van de volgende voorwaarden:​
  1. onafgebroken en sinds lange tijd als regel gebruikt,
  2. vaak is herhaald en
  3. in het algemeen door de samenleving als regel wordt geaccepteerd.







Slide 33 - Tekstslide

Het vertrouwensbeginsel
Een voorbeeld van gewoonterecht is het vertrouwensbeginsel in het staatsrecht.

Als het parlement geen vertrouwen (meer) 
heeft in een minister, moet hij zijn ontslag 
aanbieden. Deze regel is niet vastgelegd in 
een wet, maar is het gevolg van de ongeschreven machtsverhouding tussen (een lid van) de regering en het parlement.










Slide 34 - Tekstslide

Weet jij het nog?
De vijf rechtsbronnen zijn:

Slide 35 - Open vraag

Opdrachten
De opdrachten die horen bij hoofstuk 4:


Opdracht 1 t/m 12









Slide 36 - Tekstslide

EINDE

Slide 37 - Tekstslide