werkwoorden 18

Werkwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden
Eerst 10 werkwoorden zelf typen + antwoorden bespreken
Daarna 10 werkwoorden als quiz

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vlokken schuim (kleven v.t.) in mijn haren.

Slide 4 - Open vraag

Waarom (luiden t.t.) de klokken toch zo?

Slide 5 - Open vraag

Wat (doen v.t.) je broer daar zo lang?

Slide 6 - Open vraag

Wie (poetsen v.t.) gisteren je schoenen?

Slide 7 - Open vraag

’s Zaterdagsmiddags (wieden t.t.) ik mijn tuintje.

Slide 8 - Open vraag

De dokter (verbinden t.t.) de snijwond.

Slide 9 - Open vraag

Vader heeft ons het roken (verbieden).

Slide 10 - Open vraag

(Herinneren t.t.) Kees zich niet wat hij beloofd heeft?

Slide 11 - Open vraag

De hond (wennen v.t.) spoedig aan de nieuwe eigenaar.

Slide 12 - Open vraag

Als ik jarig ben, (noden t.t.) ik al mijn vriendjes op mijn feest.

Slide 13 - Open vraag

De juf (herhalen t.t.) de zin nog één keer.
A
herhaald
B
herhaaldt
C
herhaalt
D
herhaal

Slide 14 - Quizvraag

(Hebben v.t.) jij de brieven al gepost?
A
Heb
B
had
C
hadt
D
heeft

Slide 15 - Quizvraag

Veel kinderen (spellen t.t.) het woord ‘methode’ fout.
A
spelt
B
spelden
C
spellen
D
spelen

Slide 16 - Quizvraag

(Ontfermen t.t.) je vader zich over dat verdwaalde hondje?
A
ontfermt
B
ontfermd
C
ontfermdt
D
ontfermen

Slide 17 - Quizvraag

Daarmee (schaden v.t.) hij zijn gezondheid.
A
schade
B
schaadt
C
schaade
D
schaadde

Slide 18 - Quizvraag

Gisteravond (scheren) de zwaluwen over het water.
A
scheren
B
scheerde
C
scheerten
D
scheerden

Slide 19 - Quizvraag

De bakker (kneden t.t.) het deeg.
A
kneed
B
kneedt
C
knee
D
kneden

Slide 20 - Quizvraag

Heb je alle getallen (vermenigvuldigen)?
A
vermenivuldigen
B
vermenigvuldigt
C
vermenigvuldigd
D
vermenigvuldigde

Slide 21 - Quizvraag

Harry (klappertanden t.t.) van de kou.
A
klappertant
B
klappertand
C
klappertandde
D
klappertandt

Slide 22 - Quizvraag

Harry (klappertanden v.t.) van de kou.
A
klappertandt
B
klappertande
C
klappertandde
D
klappertante

Slide 23 - Quizvraag