Test jezelf P1 (ww-spelling, samenstellingen, hoofdletters&leestekens)

Test jezelf
De toets in de toetsweek bestaat uit vier onderdelen: 
  • werkwoordspelling 
  • samenstellingen 
  • hoofdletters en leestekens
  • woordenschat 

Vandaag ga je oefenen met al deze onderdelen. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Test jezelf
De toets in de toetsweek bestaat uit vier onderdelen: 
  • werkwoordspelling 
  • samenstellingen 
  • hoofdletters en leestekens
  • woordenschat 

Vandaag ga je oefenen met al deze onderdelen. 

Slide 1 - Tekstslide

Test jezelf
  • Je komt er per onderdeel achter of je voldoende kennis hebt. 
  • Je krijgt per onderdeel tips als je nog meer moet oefenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling 
Leerdoelen
  1. Ik weet wat de regels zijn voor het spellen van werkwoorden in alle vormen.
  2. Ik kan in een zin een correct gespelde werkwoordsvorm invullen.
  3. Ik kan zelf zinnen bedenken met moeilijkheden in de werkwoordspelling.

Slide 3 - Tekstslide

Spel de werkwoorden in onderstaande zin op de juiste manier.
Mijn broer (gamen, t.t.) iedere dag tien uur, hij (worden t.t.) zo een kluizenaar.

Slide 4 - Open vraag

Spel de werkwoorden in onderstaande zin op de juiste manier.
Als je niet (oppassen, t.t.), (ontaarden, t.t.) de discussie heel snel

Slide 5 - Open vraag

Spel de werkwoorden in onderstaande zin op de juiste manier.
Hij (stoten, v.t.) zijn hoofd zo hard, dat hij zich heeft (verwonden).

Slide 6 - Open vraag

Spel de werkwoorden in onderstaande zin op de juiste manier.
Mijn vader (deleten, t.t.) het programma dat hij had (downloaden).

Slide 7 - Open vraag

Is de persoonsvorm in onderstaande zin juist of onjuist gespeld? Leg uit waarom.

Het vliegtuig lande keurig op de geplande aankomsttijd.

Slide 8 - Open vraag

Werkwoordspelling 
Wat te doen als je twee of meer vragen fout had? 

  • maak de oefenbladen in de studiewijzer die gaan over werkwoordspelling. 
  • Oefen op de website www.cambiumned.nl. Je kunt zelf kiezen of je oefent met de persoonsvorm of het voltooid deelwoord. 
  • Maak opnieuw de oefeningen uit Kern die gaan over werkwoordspelling. 

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingen 
  1. Ik weet hoe je samenstellingen schrijft.
  2. Ik kan zelf correcte samenstellingen maken en fouten verbeteren.
  3. Ik kan uitleggen hoe de betekenis van een tekst of woord kan veranderen door fouten met samenstellingen.
  4. Ik kan nieuwe voorbeelden van correcte of foutieve samenstellingen vinden en bedenken. 

Slide 10 - Tekstslide

Maak van het volgende woord een goede samenstelling:

verrassing act

Slide 11 - Open vraag

Maak van het volgende woord een goede samenstelling:

reus groot

Slide 12 - Open vraag

Maak van het volgende woord een goede samenstelling:

groente taart

Slide 13 - Open vraag

Noteer uit onderstaande zin alle woorden die foutieve samenstellingen vormen en geefde juiste spelling.

Notedoppen en eierschalen mag je bij het gft afval gooien.

Slide 14 - Open vraag

Op de foto staat een samenstelling los van elkaar geschreven. Daardoor betekent de zin iets anders dan de schrijver had bedoeld. Leg uit wat de betekenis NU is en wat er had moeten staan.

Slide 15 - Open vraag

Samenstellingen 
Wat te doen als je twee of meer vragen fout had?

  • maak de oefenbladen in de studiewijzer die gaan over samenstellingen.
  • Oefen op de website www.cambiumned.nl met samenstellingen. 
  • Maak opnieuw de oefeningen uit Kern die gaan over samenstellingen.  

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
Leerdoelen
  • Ik weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.
  • Ik kan in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
  • Ik kan uitleggen hoe interpunctie of hoofdlettergebruik de betekenis van een woord en/of zin bepaalt.
  • Ik kan zelf goede zinnen maken met of voorbeelden vinden van bijzonderheden met hoofdletters en leestekens.

Slide 17 - Tekstslide

Zet in de volgende krantenkop hoofdletters waar nodig

beloning voor goed gedrag met oud en nieuw

Slide 18 - Open vraag

Zet in de volgende zin hoofdletters en leestekens waar nodig
tante sjaan zei soms zit het mee en soms zit het tegen

Slide 19 - Open vraag

Zet in de volgende zin hoofdletters en leestekens waar nodig
er zijn drie dingen die je kunt doen bij tegenslag: doorgaan opgeven of iets nieuws beginnen

Slide 20 - Open vraag

Is 'Maarten's' in onderstaande zin correct gespeld? Leg je antwoord uit.

Maarten’s vader schuift waarschijnlijk later aan bij het kerstdiner.

Slide 21 - Open vraag

Onderstaande zin kun je met én zonder komma schrijven. Leg uit wat de zin betekent als je een komma gebruikt. Doe dit ook voor de zin zonder komma.

ik bel je (,) opa

Slide 22 - Open vraag

Hoofdletters en leestekens
Wat te doen als je twee of meer vragen fout had?

  • maak de oefenbladen in de studiewijzer die gaan over hoofdletters en leestekens.
  • Oefen op de website www.cambiumned.nl die gaan over hoofdletters en leestekens. 
  • Maak opnieuw de oefeningen uit Kern die gaan over hoofdletters en leestekens.  

Slide 23 - Tekstslide

Woordenschat 
Leerdoelen
  1. Ik weet de betekenis van de woorden uit de woordenlijst.
  2. Ik kan de woorden uit de woordenlijst invullen in een gegeven tekst.
  3. Ik kan nieuwe zinnen maken met de woorden uit de woordenlijst. 

Slide 24 - Tekstslide

Kies het juiste woord.

Toen de baas ziek werd, nam de ....-directeur zijn taken over.
A
pseudo
B
adjunct

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste woord.

Het ..... dat de schoolfeesten organiseert, doet er alles aan om er een succes van te maken.
A
comité
B
fixatie

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste woord.

Een voorbeeld van een .... tandartsbehandeling is het bleken van tanden.
A
esthetische
B
ruimtelijke

Slide 27 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'consequent'. Uit de zin moet blijken dat je weet wat het woord betekent.

Slide 28 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'hanteren'. Uit de zin moet blijken dat je weet wat het woord betekent.

Slide 29 - Open vraag

Woordenschat
Wat te doen als je twee of meer vragen fout had?

  • Oefen met de betekenis van de woordjes, bijvoorbeeld door ze in Quizlet te zetten of flashcards te maken. 
  • Maak zinnen met de woorden en laat die controleren door de docent. 

Slide 30 - Tekstslide

Wat nu? 
  • Je gaat aan de slag met het onderdeel waar je de meeste fouten in hebt gemaakt. 
  • Kijk terug in deze LessonUp wat je precies kunt gaan doen. 
  • De docent loopt langs om extra tips te geven.  

Slide 31 - Tekstslide