H5 WA Hfst 10.3C deel 2

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom bij wiskunde

Planning van deze les

• Terugkijken naar de vorige les
• Uitleg nieuwe leerdoelen
• Werken aan hw als er tijd over is.

Leerdoel van de vorige les:

Paragraaf 3: 

De normale verdeling en betrouwbaarheidsintervallen

• Ik kan het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatieproportie berekenen.

Leerdoel van deze les:

Paragraaf 3: 

De normale verdeling en betrouwbaarheidsintervallen

• Ik kan het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatiegemiddelde berekenen.
  
• Ik kan het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatieproportie berekenen.

Hoe volgt uit je antwoorden bij de vorige vraag dat de blauwe verdeling smaller is dan de rode verdeling? Wat betekent dit voor de standaardafwijking?

Er zullen zeer weinig groepen van 9 kiwi's zijn waarbij het gemiddelde meer dan 87 gram is. (of minder dan 69 gram)

Daardoor is de blauwe verdeling smaller dan de rode. 

1. 
2. 
3. 
4. 

In een steekproef onder 1500 eenpersoonshuishoudens is het gemiddelde inkomen €30.400,-
met een standaardafwijking van €12.800,-.

Bereken het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde inkomen van een eenpersoonshuishouden.

Meneer Mutsaers geeft aardrijkskunde in de bovenbouw. Hij vraagt zich af welk deel van de Nederlandse havo-bovenbouwleerlingen een ander continent hebben bezocht. Hij besluit de leerlingen op zijn school te bevragen via een online enquête. Uit zijn enquête blijkt dat van de 70 respondenten er 28 een ander continent hebben bezocht.

Bereken het bijbehorende 95%-betrouwbaarheidsinterval.

los de vergelijking op:

4⋅√​​n​​0,4⋅0,6​​​​​=0,1

Bereken de steekproefomvang als de populatieproportie met 95% zekerheid in [0,34 ; 0,46] ligt.
Bepaal eerst p en stel daarna de vergelijking op:

4⋅√​​n​​p(1−p)​​​​​=breedte

huiswerk voor deze paragraaf

Zorg dat je de volgende leerdoelen beheerst:

• Ik kan het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatiegemiddelde berekenen.
  
• Ik kan het 95%-betrouwbaarheidsinterval voor een populatieproportie berekenen.

Maak hiervoor de opgaven 42 t/m 49a, 52a, 54 en 56ab van paragraaf 3 van H10. Extra uitdaging: 2018II 9 t/m 12

 

Extra uitdaging:

2018I 16 t/m 20