1.4 Onderzoeken

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

1.4 Onderzoeken

Leerdoel

• 3 stappen van een experiment noemen
  
• Een diagram maken van je meetresultaten
  
• Een verslag maken van een experiment
  
• Uit de resultaten van een experiment een conclusie trekken
  
• De volgende termen omschrijven: Onderzoeksvraag, voorspelling en waarneming

Experimenteren ( 3 stappen )

1. Je verkent de situatie en stelt een onderzoeksvraag op.
   
2. Je bedenkt een experiment en voert het uit.
   
3. Je werkt je resultaten uit en trekt een conclusie.

Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag is de vraag die aangeeft wat je wilt onderzoeken. Bijvoorbeeld: ‘Valt een zware bal sneller dan een lichte bal?’

Verslag

Van een experiment kun je een verslag maken. Een verslag is een schriftelijke uitwerking van het experiment. Daarin staan in ieder geval de volgende zeven onderdelen:

1. naam/namen, klas en datum van het experiment
   
2. titel
   
3. onderzoeksvraag
   
4. voorspelling
   
5. opstelling en werkwijze
   
6. resultaten en verwerking
   
7. conclusie

Opstelling en werkwijze

Je bedenkt een experiment, welke grootheden je gaat meten en welke waarnemingen je doet. Dit is het werkplan. In het werkplan beschrijf je het experiment, de opstelling en je werkwijze, welke meetinstrumenten je nodig hebt en hoe je de resultaten gaat verwerken.

 

Je zorgt er verder steeds voor dat je zo veel mogelijk eerlijk vergelijkt. 

Uitwerken met tabel en diagram

Bij een experiment voer je vaak een aantal metingen achter elkaar uit. Om overzichtelijk te werken noteer je die metingen in een tabel. Boven in de tabel staat welke grootheden je hebt gemeten en welke eenheid daarbij hoort. Bij het uitwerken van je experiment gebruik je de getallen uit de tabel om er een diagram van te maken. Een diagram is een assenstelsel waarin je de metingen tekent. De lijn door de meetpunten is de grafiek.

Aan de opdrachten van 1.4