Grammatica Chapitre 2 3HV

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in een Franse zin?
A
begint met du, de la, de l', des
B
begint met avec, pour
C
begint met à, au, à la
D
begint met à, au, aux
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in een Franse zin?
A
begint met du, de la, de l', des
B
begint met avec, pour
C
begint met à, au, à la
D
begint met à, au, aux

Slide 1 - Quizvraag

Door welke woorden kun je het meewerkend voorwerp vervangen?
A
me, te, le, la, nous, vous, leur
B
me, te, lui, nous, vous, les
C
me, te, lui, nous, vous, leur

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de plaats van het vervangwoord in de zin?
A
Altijd voor de persoonsvorm.
B
Altijd voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan na het hele werkwoord.

Slide 3 - Quizvraag

Vervang het meew. voorwerp en maak een goede zin.
Jean a répondu au prof.
A
Jean a lui répondu.
B
Jean lui a répondu.
C
Jean l'a répondu.
D
Jean a répondu à lui.

Slide 4 - Quizvraag

Vervang het meew. voorwerp en maak een goede zin.
Il demande à moi de l'aider.
A
Il te demande de l'aider.
B
Il demande à m'aider.
C
Il me demande de l'aider.
D
Il demande me de l'aider.

Slide 5 - Quizvraag

Vervang het meew. voorw. en maak een goede zin: Je vais donner un cadeau à mes parents.
A
Je leur vais donner un cadeau.
B
Je les vais donner un cadeau.
C
Je vais donner leur un cadeau.
D
Je vais leur donner un cadeau.

Slide 6 - Quizvraag

Vervang het meew. voorwerp en maak een goede zin.
Elle ne donne pas son cahier à sa copine.
A
Elle ne lui donne pas son cahier.
B
Elle lui ne donne pas son cahier.
C
Elle ne donne pas son cahier à elle.
D
Elle ne la donne pas son cahier.

Slide 7 - Quizvraag

Le verbe "venir" (revenir, devenir)
Kijk nog eens goed naar de présent
je viens
tu viens
il/elle/on vient
nous venons
vous venez
ils/elles viennent



Slide 8 - Tekstslide

hij komt

Slide 9 - Open vraag

wij worden

Slide 10 - Open vraag

De passé composé
Leer de 'je'vorm :  je suis venu(e)
Je ziet dat het hulpwerkwoord een vorm is van être.
Ken dus de vervoeging van het ww être en kijk voor de uitgang van het voltooid deelwoord naar het onderwerp!!

Slide 11 - Tekstslide

zij is gekomen

Slide 12 - Open vraag

zij zijn teruggekomen

Slide 13 - Open vraag

De imparfait
Neem de nous-vorm van de présent:
nous venons
Haal de -ons weg en vervang dit door
je    - ais                         nous   - ions
tu   - ais                         vous    - iez
il/elle/on     - ait                     ils/elles   - aient
     

Slide 14 - Tekstslide

ik kwam

Slide 15 - Open vraag

jullie werden

Slide 16 - Open vraag

De passé composé van ww - er, ir, re
Haal de laatste 2 letters van de infinitief af en vervang ze
bij werkwoorden op
- er   door é
- ir   door i
-re     door u
Kijk goed of het hulpww een vorm is van avoir of van être!

Slide 17 - Tekstslide

Zet in de passé composé
il (réussir)

Slide 18 - Open vraag

Anne (arriver)

Slide 19 - Open vraag

nous (descendre)

Slide 20 - Open vraag

je (choisir)

Slide 21 - Open vraag

mes parents (attendre)

Slide 22 - Open vraag

Paula et Simone (aller)

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide