17 Toetsvoorbereiding H2+3 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Lezen in je leesboek

Woord van de week

doorlopend 

Betekenis: onafgebroken, voortdurend       

Op deze afdeling van het ziekenhuis mag je
doorlopend bezoek ontvangen.                      

Repetitie H2 en H3

Over de paragrafen woorden, spelling en grammatica van hoofdstuk 2 en 3.

(Let op: vwo niet grammatica, zinsontleding h3
beknopte bijzin staat (online) uitgelegd in H5)

Repetitie H2 en H3

Woorden H2 en H3

Leer de woorden uit de woordenlijst van H2 en H3.

Op de toets moet je de betekenis van het moeilijke woord kunnen noteren. Let op dat de betekenis moet passen in de tekst of zin waarin het woord staat.

Hoe? Test jezelf, versterk jezelf en de woordtrainer.

Repetitie H2 en H3

Grammatica zinsdelen H2 en H3

Uit samengestelde zinnen moet je kunnen aanwijzen wat hoofd- en bijzinnen zijn. Zorg dat je die kunt herkennen en weet wat de kenmerken zijn.

Je moet beknopte bijzinnen kunnen herkennen.

Je moet een samengestelde zin kunnen ontleden.

Kies uit werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde (wg, ng), onderwerp (o), lijdend voorwerp (lv), meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijke bepaling (bwb).

Repetitie H2 en H3

Grammatica woordsoorten H2 en H3

Je moet voegwoorden kunnen herkennen en aangeven of ze twee zinsdelen, twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin verbinden.

Je moet tussenwerpsels kunnen herkennen.

Je moet bijwoorden kunnen herkennen en aan kunnen geven of het een bijwoord is van tijd – ontkenning – hoeveelheid – graad – frequentie – plaats/richting. Of noteer: ‘geen soort’.

Je moet de woordsoorten van een zin kunnen benoemen.

Kies uit lidwoord (lw), bijvoeglijk naamwoord (bn), zelfstandig naamwoord (zn) voorzetsel (vz), voegwoord (vw), werkwoord (kww, hww, zww, wkww), voornaamwoord (psv, bzv, av, vrv, wvn, wgv), telwoorden (oht, bht, ortw, brtw), bijwoord (bw) of tussenwerpsel (tsw).

Repetitie H2 en H3

Spelling H2 en H3

Je moet in een zin kunnen aangeven of je wel of geen meervouds-n gebruikt bij verwijzingen (bijvoorbeeld: vele of velen).

In een zin kan je de juiste vorm invullen van een werkwoord in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd. Ook kan je een voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord correct spellen.

Je kunt een zin zonder hoofdletters herschrijven met hoofdletters op de goede plek.

Repetitie H2 en H3

Hoe kan je je voorbereiden?

• Leer de lesstof  en de gemaakte huiswerkopdrachten.
  
  
• Maak een samenvatting van de lesstof met voorbeelden.
  
  
• Controleer of je het snapt m.b.v. de test jezelf. 
  
  
• Oefen verder met de woordtrainer en de versterk jezelf.
  

Repetitie H2 en H3

Deze les: quizvragen over grammatica H2 en H3

Daarna zelf oefenen/leren

Volgende les: quizvragen over spelling H2 en H3

Daarna zelf oefenen/leren

In een bijzin staat de persoonsvorm

1. op de eerste of tweede plek vooraan in de zin
2. ergens achteraan in de zin

Hoe is de zin samengesteld?
'Ik denk na over de film, terwijl ik op de fiets zit'

1. BZ-HZ
2. HZ-HZ
3. HZ-BZ
4. BZ-BZ

Hoe is de zin samengesteld?
'Toen de zomervakantie begon, was ik opgelucht omdat ik over was naar de volgende klas.'

1. BZ-HZ
2. BZ-HZ-BZ
3. HZ-BZ

In een onderschikking kan de bijzin voor of achter de hoofdzin staan.

1. juist
2. onjuist

In een beknopte bijzin staan geen werkwoorden

1. juist
2. onjuist

'Schuddend van de lach, viel ik van mijn stoel.'

1. Wel een beknopte bijzin
2. Geen beknopte bijzin

Na één keer naar de kroeg geweest te zijn, heb ik besloten dat het niks voor mij is.

1. Wel een beknopte bijzin
2. Geen beknopte bijzin

'Dat zou heel fijn zijn!'
Deze zin heeft een...

1. naamwoordelijk gezegde
2. werkwoordelijk gezegde

'Als iedereen even zijn stoel op tafel wil zetten, kan er straks gedweild worden.'
Het woord 'als' is een...

1. bijwoord
2. voegwoord
3. voorzetsel

'Ach, dat geeft niets, hoor!'
'Ach' is een

1. bijwoord
2. voegwoord
3. tussenwerpsel
4. voorzetsel

'Ach, dat geeft niets, hoor!'
'hoor' is een

1. bijwoord
2. voegwoord
3. tussenwerpsel
4. voorzetsel

'Hij is de alleswetende, gezaghebbende professor.'
'alleswetende' is een

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord
3. werkwoord

'Verbaasd keek hij omhoog.'
'verbaasd' is een...

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord
3. werkwoord

'Opeens stond hij stil'
'opeens' is een bijwoord van

1. tijd
2. hoeveelheid
3. frequentie
4. graad

'Wat is er toch allemaal gebeurd?'
'toch' is een bijwoord van

1. tijd
2. 'geen soort'
3. frequentie
4. graad

Soorten werkwoorden.
Als er maar één werkwoord in een zin staat, is dat een

1. hulpwerkwoord
2. koppelwerkwoord
3. koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord
4. zelfstandig werkwoord

'Mijn buurvrouw is gisteren op bezoek geweest.'
'is' is in deze zin een

1. koppelwerkwoord
2. hulpwerkwoord
3. zelfstandig werkwoord

Repetitie H2 en H3

Zelf voorbereiden

• Leer de lesstof  en de gemaakte huiswerkopdrachten.
  
  
• Maak een samenvatting van de lesstof met voorbeelden.
  
  
• Controleer of je het snapt m.b.v. de test jezelf. 
  
  
• Oefen verder met de woordtrainer en de versterk jezelf.