3.3/4 Kruisingen en Stambomen

Kruisingen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Leerdoelen
Uitleg
Opdrachten
Check leerdoelen
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt een kruisingsschema opstellen.

Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

Slide 3 - Tekstslide

Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar
Recessief gen = Blond haar

Slide 4 - Tekstslide

Homozygoot

Hetzelfde


de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzlefde


Slide 5 - Tekstslide

Hetrozygoot

Verschillend


de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Slide 6 - Tekstslide

Monohybride kruisingen
  • Kruisingen waarbij we naar één eigenschap kijken
  • P: ouders (eerste kruising
  • F1: nakomelingen eerste kruising
  • F2: nakomelingen vanonderlingen kruising F1

Slide 7 - Tekstslide

Generatie
  • Generatie P zijn de ouders.
  • F1 zijn de kinderen van deze ouders (P).
  • F2 zijn de kinderen van deze kinderen (F1).

Slide 8 - Tekstslide

Kruisingtabel
  • Kruisingstabel = visuele manier om weer te geven hoe allelen overerven

  • F1 is heterozygoot => twee verschillende allelen A en a
  • Je kunt de overervingskansen uitzetten in een kruisingstabel

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Herhaling Genenparen
Homozygoot = 2 genen van het zelfde genenpaar 
Hetrozygoot = 2 verschillende genen

Genotype = welke erfelijke kenmerken krijgt je mee
Fenotype = hoe zie je eruit

Dominante genen = bepaald het fenotype, is het sterkste
Recessieve genen = aanwezig in het genotype maar bepaald alleen als het homozygoot is hoe je eruit ziet

Slide 19 - Tekstslide

Stambomen

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.

Slide 21 - Tekstslide

Als ouders gelijk fenotype hebben en een kind krijgen met een ander fenotype dan zijn de ouders beide heterozygoot

Slide 22 - Tekstslide

Dominant en ressesief
Bij een heterozygoot gen wordt het dominante gen zichtbaar in het fenotype:

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

vraag 1: welk geslacht heeft nummer 8?

Slide 25 - Tekstslide

vraag 2: welke eigenschap is dominant?

Slide 26 - Tekstslide

vraag 3: maak een kruisingsschema van 14 en 15

Slide 27 - Tekstslide

Fenotype voorspellen met het genotype
Allelen van gen:
AA
Aa
aa
Homozygote
Heterozygote
Homozygote

Slide 28 - Tekstslide

Stamboom

Slide 29 - Tekstslide

Wat kunnen we invullen bij de gele cirkel?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 30 - Quizvraag

Wat weten we over de rest van de familie?
A
Hebben allemaal bruin haar, dus tenminste 1 dominant gen: A
B
Hebben allemaal bruin haar, dus sowieso 2 dominante genen: AA
C
Hebben allemaal bruin haar, dus 1 dominant gen en 1 recessief gen: Aa
D
Hebben allemaal blond haar, dus sowieso 2 recessieve genen: aa

Slide 31 - Quizvraag

Stamboom

Slide 32 - Tekstslide

Kunnen we nog iets zeggen over de genotypen van deze familie?
A
Nee, meer kunnen we niet weten
B
Ja, de ouders hebben beide een recessief gen. Dus Aa
C
Ja, de rest van de familie heeft een recessief gen. Dus Aa
D
Ja, de rest van de familie heeft nog een dominant. Dus AA

Slide 33 - Quizvraag

Stamboom

Slide 34 - Tekstslide

Maken van de opdrachten
Th. 3.3 Kruisingen + Th 3.4 Stambomen

Opdracht 1 tm 4 in het boek

Klaar? Maak de test jezelf 


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video