Burgerlijke cultuur

Burgerlijke cultuur
17e eeuw
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Burgerlijke cultuur
17e eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Wat was een rederijkerskamer?

Slide 2 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van classicistische architectuur?
A
Gedraaide en kolossale zuilen en de gebogen wanden; daarmee wordt dynamiek gesuggereerd.
B
Er wordt veel rode baksteen gebruikt die contrasteert met de natuurstenen ornamenten.
C
Symmetrie, zuilen en pilasters op meer dan 1 verdieping: kolossale orde.
D
Less is more.

Slide 3 - Quizvraag

Wat hebben P.C. Hooft, Joost van de Vondel en Gerbrand Adriaensz met elkaar gemeen?

Slide 4 - Open vraag

Wat willen de stadsbestuurders dat het nieuwe stadhuis van Amsterdam uitstraalt?
A
Vrede: want dat is goed voor de handel.
B
Het stadhuis moest vooral een publieksgebouw zijn en had daardoor allerlei functies voor de stedelingen.
C
De grootsheid van de katholieke kerk.
D
Het stadhuis moest de macht tonen van De Republiek.

Slide 5 - Quizvraag

Eerst werkten kunstenaars vooral voor de kerk, de koning en de adel. Wie zijn in de Gouden Eeuw de opdrachtgevers van de kunstenaars?

Slide 6 - Open vraag

Waarom ontwikkelt de danskunst op het podium zich in Nederland niet erg?

Slide 7 - Open vraag

Wat is kenmerkend voor een genrestuk?
A
Het toont de welvaart en status van de afgebeelde personen.
B
is een schilderij dat het alledaagse leven van anonieme personen weergeeft. Het zijn schilderijen met een boodschap en een moraal.
C
Een verhaal uit de mythologie, de Bijbel of een historische situatie wordt hier vaak in verwerkt.
D
Stil liggende dingen uit het alledaagse leven. Het materiaal van de objecten wordt vaak heel realistisch weergegeven.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de mise-en-scene?
A
Een tragische scene.
B
Het gebruik van de ruimte door de acteurs.
C
Schildersgenres in de Republiek
D
sobere muziekstijl uit de 17e eeuw

Slide 9 - Quizvraag

Wat is onderdeel van de theatervormgeving?
A
Lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene,
B
wie, wat, waar, waarom, wanneer, waarom.
C
Vorm, ruimte, licht, kleur, compositie
D
Locatie, decor, kostuums, grime, rekwisieten, attributen, belichting, muziek, enscenering, toneelbeeld

Slide 10 - Quizvraag

Waar moest een theatervoorstelling in de Republiek aan voldoen?
A
Het moest voldoen aan de eenheid van tijd, plaats en handeling
B
Het moest ter lering en vermaak zijn.
C
Het moest om te lachen zijn.
D
Het moest bij de toeschouwers een catharsis oproepen.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Zou deze muziek populair zijn in de Republiek der Nederlanden?

Slide 13 - Open vraag