Burgerlijke cultuur

Burgerlijke Cultuur in Nederland: 17de eeuw
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Burgerlijke Cultuur in Nederland: 17de eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de mise-en-scene?
A
Een tragische scene.
B
Het gebruik van de ruimte door de acteurs.
C
Schildersgenres in de Republiek
D
sobere muziekstijl uit de 17e eeuw

Slide 2 - Quizvraag

Eerst werkten kunstenaars vooral voor de kerk, de koning en de adel. Wie zijn in de Gouden Eeuw de opdrachtgevers van de kunstenaars?

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van classicistische architectuur?
A
Gedraaide en kolossale zuilen en de gebogen wanden; daarmee wordt dynamiek gesuggereerd.
B
Er wordt veel rode baksteen gebruikt die contrasteert met de natuurstenen ornamenten.
C
Symmetrie, zuilen en pilasters op meer dan 1 verdieping: kolossale orde.
D
Less is more.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is kenmerkend aan schilderkunst uit de Barok
A
Een mythologische voorstelling
B
Veel dynamiek, licht-donker contrast, theatrale effecten
C
Gebruik van verzadigde kleuren.
D
Donker kleurgebruik, vaak historiestukken.

Slide 5 - Quizvraag

Wat hebben P.C. Hooft, Joost van de Vondel en Gerbrand Adriaensz Bredero met elkaar gemeen?

Slide 6 - Open vraag

Wat was een rederijkerskamer? Wanneer traden ze naar buiten?

Slide 7 - Open vraag

Wat willen de stadsbestuurders dat het nieuwe stadhuis van Amsterdam uitstraalt?
A
Vrede: want dat is goed voor de handel.
B
Het stadhuis moest vooral een publieksgebouw zijn en had daardoor allerlei functies voor de stedelingen.
C
De grootsheid van de katholieke kerk.
D
Het stadhuis moest de macht tonen van De Republiek.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom was het voor de gegoede burgerij van belang dat ze leerden dansen?
A
Men leerde modedansen die gedanst werden in gegoede kringen, zo kon je laten zien dat je erbij hoorde .
B
Het was een goede manier om in contact te komen met een toekomstige partner.
C
Op dansfeesten werden de goede contacten gelegd die nodig waren voor het bedrijven van handel.
D
Dansles bevorderde een goede lichaamshouding, je kon er fysiek de goede uitstraling mee verwerven.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom hadden predikanten bezwaren tegen ballet?

Slide 10 - Open vraag

Waardoor komt het dat de Republiek der Nederlanden tot één van de meest welvarende gebieden uitgroeit in Europa?

Slide 11 - Open vraag

Wat is onderdeel van de theatervormgeving?
A
Lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene,
B
wie, wat, waar, waarom, wanneer, waarom.
C
Vorm, ruimte, licht, kleur, compositie
D
Locatie, decor, kostuums, grime, rekwisieten, attributen, belichting, muziek, enscenering, toneelbeeld

Slide 12 - Quizvraag

Waar gingen de inkomsten van de stadsschouwburg in Amsterdam naartoe?
A
de acteurs
B
De VOC
C
Het weeshuis en het oude mannen- en vrouwenhuis.
D
Het Stadhuis

Slide 13 - Quizvraag

Waar moest een theatervoorstelling in de Republiek aan voldoen?
A
Het moest voldoen aan de eenheid van tijd, plaats en handeling
B
Het moest ter lering en vermaak zijn.
C
Het moest om te lachen zijn.
D
Het moest bij de toeschouwers een catharsis oproepen.

Slide 14 - Quizvraag

Zou deze muziek populair zijn in de Republiek der Nederlanden?

Slide 15 - Open vraag

Onder wat voor soort genre valt dit schilderij
A
Genrestuk
B
Vanitasschilderij
C
Stilleven
D
Portret

Slide 16 - Quizvraag

Beschrijf twee symbolische verwijzingen in de voorstelling.

Slide 17 - Open vraag

Wat is kenmerkend voor een genrestuk?
A
Het toont de welvaart en status van de afgebeelde personen.
B
is een schilderij dat het alledaagse leven van anonieme personen weergeeft. Het zijn schilderijen met een boodschap en een moraal.
C
Een verhaal uit de mythologie, de Bijbel of een historische situatie wordt hier vaak in verwerkt.
D
Stil liggende dingen uit het alledaagse leven. Het materiaal van de objecten wordt vaak heel realistisch weergegeven.

Slide 18 - Quizvraag