Taal thema 5 les 6 a+6

Taal thema 6 les 6 a+b
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taal thema 6 les 6 a+b

Slide 1 - Tekstslide

Deze woorden ga je leren:

  • Onregelmatig
  • Geregeld
  • Continu
  • De aardkorst
  • De plaat
  • Het epicentrum
  • De toestand
  • Doorslaggevend
  • Landinwaarts
  • Opgewassen zijn tegen
  • Het zekere voor het onzekere nemen
  • Per slot van rekening

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg
Ik leg jullie de betekenis van een woord uit. 


Slide 3 - Tekstslide

Onregelmatig
Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer. 

Slide 4 - Tekstslide

Geregeld
Regelmatig, vaak.

Slide 5 - Tekstslide

Continu
De hele tijd. 

Slide 6 - Tekstslide

De aardkorst
De buitenste laag van onze planeet. Hierop leven wij. 

Slide 7 - Tekstslide

De plaat
Een stuk van de aardkorst dat beweegt. 

Slide 8 - Tekstslide

Het epicentrum

Het punt waar een aardbeving begint. 

Slide 9 - Tekstslide

De toestand
De staat waarin iemand of iets zich bevindt. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is op dit moment jouw toestand?

Slide 11 - Open vraag

Doorslaggevend
Dat wat de beslissing bepaald. 

Slide 12 - Tekstslide

Landinwaarts
Vanaf de zee of het meer het land in. 

Slide 13 - Tekstslide

Opgewassen zijn tegen

Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen. 

Slide 14 - Tekstslide

Het zekere voor het onzekere nemen


Voorzichtig zijn, geen risico's nemen. 

Slide 15 - Tekstslide

Per slot van rekening

Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent doorslaggevend?
A
Vanaf de zee of het meer het land in.
B
Dat wat de beslissing bepaalt.
C
een stuk van de aardkorst dat beweegt.
D
Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer.

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent opgewassen zijn tegen?
A
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
B
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
C
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is
D
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het epicentrum?
A
Het punt waar een aardbeving begint
B
de buitenste laag van onze planeet
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
Regelmatig, vaak

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent onregelmatig?
A
De hele tijd
B
Af en toe, het is niet te voorspellen
C
Regelmatig, vaak
D
De staat waarin iets of iemand zich bevindt

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent de toestand?
A
Dat wat de beslissing bepaald
B
Vanaf de zee of het meer het land in
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent het zekere voor het onzekere nemen?
A
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
B
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is
C
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
D
Dat wat de beslissing bepaald

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent geregeld?
A
Af en toe, het is niet te voorspellen
B
Regelmatig, vaak
C
De hele tijd
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent per slot van rekening?
A
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
B
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent continu?
A
Regelmatig, vaak
B
Af en toe, het is niet te voorspellen
C
De hele tijd
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent de aardkorst?
A
De buitenste laag van onze planeet
B
Het punt waar een aardbeving begint
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
De staat waarin iemand of iets zich bevindt

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent de plaat?
A
Het punt waar een aardbeving zich bevindt
B
De buitenste laag van onze planeet
C
De wat de beslissing bepaalt
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent landinwaarts
A
Het punt waar een aardbeving begint
B
Vanaf de zee of het meer het land in.
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
De hele tijd

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel quizvragen (nieuwe themawoorden) had jij goed?
112

Slide 29 - Poll

Wat vond je van deze (online) les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll