Les 4: Chili. Klimaaten

Startklaar
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
Vorige les
Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Terugblik
C                B                B                D       

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN 10 min
Lezen

Slide 4 - Tekstslide

https://www.nu.nl/klimaat/6303415/al-een-jaar-recordtemperaturen-in-oceanen-tekenen-dat-opwarming-versnelt.html?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
      Lesdoel
Vandaag gaan we leren over verschillende factoren die het klimaat in Chili beïnvloeden. Wij bespreken hoe breedteligging, hoogteligging, windrichting, zeestromen en reliëf bepalen of een gebied warm, koud, droog of nat is. Ook kijken we naar hoge en lage luchtdrukzones. 

Slide 5 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Voorkennis
1. De leerlingen weten waar de Chili ligt.

2. De leerlingen weten welke klimaatfactoren er zijn.

3. De leerlingen weten wat hoge luchtdruk is.

Slide 6 - Tekstslide

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
       Ligging
Wat valt je op?

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijving van de openingsfoto

Je ziet op de foto een Pingo.
Dit is een ijslens onder de grond. Doordat de ijsmassa water aantrekt groeit de pingo.

Blablabalbla


Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatfactoren 

1. Breedteligging

2. Wind- en zeestromen

3. Hoogteligging


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neerslagfactor
Hoog- en laag drukgebied


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H        L
Luchtdruk

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

         Resultaat: Klimaat & landschap
1
steppe
2
hooggebergte
3
woestijn
4
mediterraan

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Klimaatgrafiek Cs
Chili
San Francisco

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lees 3.1 
maak de opdrachten 1, 2, 3 en 4 op blz. 51-52

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: blz 51 opdr 1
a. In welke twee luchtstreken ligt Chili?

b. Welke isotherm is de grens tussen deze twee luchtstreken?
c. Waarom vallen de keerkringen niet samen met deze isotherm? 
    de tropische luchtstreek
    de gematigde luchtstreek
Een isotherm is een isolijn van constante temperatuur op een kaart.
- de 18 °C-isotherm van de koudste maand
De keerkringen zijn wiskundige lijnen; de isothermen volgen de gemiddelde temperatuur en dat is geen rechte lijn.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk: blz 51 opdr 2
a. Zet in W2 een rode X op de plekken waar de zon loodrecht invalt.
b. Verklaar de naam 
keerkring.
c. Leg uit waarom het
in de maanden 
december, januari en 
februari zomer is in Chili. 
De loodrechte zonnestand beweegt zich tussen deze twee parallellen.
In deze maanden staat de zon loodrecht boven de zuidelijke keerkring en ontvangt het zuidelijk halfrond de meeste zonnewarmte.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar is het zomer?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar is het zomer?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Januari of Juni?
Januari
Juni

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar neerslag?
Noordelijk halfrond
Zuidelijk
halfrond

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Controle van begrip:
Verklaar de naam keerkring.

Slide 25 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Welke van de drie in de theorie genoemde klimaatfactoren is géén temperatuurfactor?

Slide 26 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Noem 5 groepen klimaten volgens het klimaatsysteem van Köppen.

Slide 27 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Controle van begrip:
Wat is het verschil tussen El Nino en La Nina?

Slide 28 - Open vraag

Antwoord 1: Breedteligging beïnvloedt de hoeveelheid zonnestraling die een gebied ontvangt. Gebieden dichter bij de evenaar (zuidelijke Verenigde Staten) ontvangen meer directe zonnestraling en zijn daarom warmer, terwijl gebieden verder van de evenaar (noordelijke Verenigde Staten) minder directe zonnestraling ontvangen en kouder zijn.
Antwoord 2: Hoogteligging beïnvloedt de temperatuur doordat de temperatuur gemiddeld met ongeveer 0,6°C daalt voor elke 100 meter stijging. In bergachtige gebieden zoals de Rocky Mountains betekent dit dat hogere delen koeler zijn dan de lagere delen.
Antwoord 3: Aanlandige wind brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen aan de westkust. Aflandige wind brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen aan de oostkust.
Antwoord 4: De loefzijde van een berg is de kant waar de wind tegenaan waait en neerslag veroorzaakt doordat de lucht opstijgt en afkoelt. De lijzijde is de regenschaduwkant waar de lucht daalt en opwarmt, wat resulteert in minder neerslag en een droger klimaat.
Klimaat
Unieke ligging
► Chili is ____________ lang en gemiddeld _________ breed.
● Chili kent ___ seizoenen. De winter duurt van _________ tot en met _________ en de zomer van ____________ tot en met ________________.
● Door de ____________ van het land heeft Chili veel ___________. In het ____________ is het kurkdroog. Daar ligt de __________. Rond de hoofdstad Santiago is er een ___________. Hoe meer je in Chili naar het __________ reist, hoe ________ en hoe __________ het wordt. Hier heerst een __________. In de Andes is er een ________________.

Slide 29 - Tekstslide

hoogte
warmer
nat, droog
Droogte in Chili
Het droge klimaat in het noordelijke deel van Chili wordt bepaald door drie factoren.
● Tussen de 25 en 45° Z.B. ligt voor de kust van Chili een ______drukgebied. Bij dit ______________ stroomt de lucht aan het aardoppervlak  weg. Deze lucht wordt vervangen door _____________ lucht die _______________(kouder/warmer) is. De dalende lucht wordt __________________, zet uit en kan meer ___________________ bevatten. Het wordt dan _____________________(droger/natter).

● Voor de kust van Chili stroomt een ___________. Deze komt vanaf de ___________ en is _____________. De zeestroom ________________ de lucht die langs de westkust stroomt. Het koude water verdampt ______________ (wel/bijna niet) en er wordt boven de oceaan dus geen ________________ gevormd.
● In het noorden van Chili houdt het ______________ oceaanlucht uit het __________________ tegen. Er ontstaan _____________ aan de ______________ van de Andes, terwijl Chili in de _______________ van dat gebergte ligt.
■ Ten zuiden van 40° Z.B. overheersen de ________________ westenwinden. Ze brengen stuwingsregens aan de _____________ van de Andes.

Slide 30 - Tekstslide

vochtige, droge
milder
lagere
Atacamawoestijn en El Niño
► In het noorden ligt het ___ gebied ter wereld: de Atacamawoestijn. Door ___ van de woestijn verdwijnt ___.
● In het ___ van Chili vangt men met netten waterdruppels van de ___ (= mist) op.

El Niño
► De koude zeestroom bevat veel ___ en daardoor veel ___ voor ___. In sommige jaren is het water voor de kust maandenlang ___ dan normaal. Daardoor wordt er ___ vis gevangen. Deze situatie heet ___.
● Tijdens El Niño is er meer ___ en dus meer ___. Aan de kust van Chili ontstaat schade door ___, ___ en ___.
● El Niño is ___ (lokaal/wereldwijd) merkbaar.

Slide 31 - Tekstslide

meer
kouder
barrière
     Kleine afsluiting
Breedteligging
Hoogteligging
Windrichting
Zeestromen
Reliëf
Aanlandige wind
Aflandige wind
Loefzijde
Lijzijde
Hogeluchtdruk
El Nino

Slide 32 - Tekstslide

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
(Aan)tekeningen
Tekening 1.
(klimaatfactoren in Chili)
Tekening 2.
(El Nino)
Tekening 3.
(...)

Slide 33 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Grote afsluiting
Vandaag gaan we leren over verschillende factoren die het klimaat in Chili beïnvloeden. Wij bespreken hoe breedteligging, hoogteligging, windrichting, zeestromen en reliëf bepalen of een gebied warm, koud, droog of nat is. Ook kijken we naar hoge en lage luchtdrukzones.

Slide 35 - Tekstslide

Grote lesafsluiting (5 min)

De grote lesafsluiting vindt plaats aan het eind van de les, na de zelfstandige verwerking. Controleer begrip en werkhouding.

Leerlingen geven feedback over wat ze hebben geleerd en reflecteren op hun werkhouding.

Reflectiegesprek, leerlingen geven elkaar feedback
retrieval practice
https://quizlet.com/join/A5xDxSXpV?i=1fo1jg&x=1bqt

Slide 36 - Tekstslide

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

 Vraag 1
(R) 1 punt

Welke impact heeft koude stroom op het klimaat?

Slide 38 - Tekstslide

Breedteligging: Invloed op zonnestraling en temperatuur, waardoor gebieden dichter bij de evenaar warmer zijn.<br>- Hoogteligging: Invloed op temperatuur, met lagere temperaturen op grotere hoogten.
Vraag 2 
(T1) 1 punt

Welk klimaat zie je in figuur  volgens het systeem van Köppen? Noteer de twee letters.
Let op: de maanden zijn verschoven

Slide 39 - Tekstslide

Aanlandige wind: Brengt vochtige lucht van de zee naar het land, wat leidt tot meer neerslag en mildere temperaturen.

Aflandige wind: Brengt droge lucht van het land naar de zee, wat resulteert in minder neerslag en grotere temperatuurschommelingen.<br>Uitleg: Aan de westkust zorgen aanlandige winden voor meer neerslag en mildere temperaturen, terwijl aan de oostkust aflandige winden droger en extremer weer kunnen veroorzaken.
Vraag 3 
(T2) 1 punt

Bij welke plek in het kaart van Chili hoort dit klimaat?

Slide 40 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Vraag 4 
(T2) 3 punten

Welke factor(en) heeft/hebben invloed op het klimaat van vraag 3?
   
Kies uit: 1 = subtropisch maximum – 2 = Humboldtstroom – 3 = dalende lucht – 4 = westenwinden – 5 = aanlandige wind – 6 = regenschaduw.

Slide 41 - Tekstslide

barrière, loef, lij
Antwoorden
1.     een klimaat wordt kouder en/of droger
2.    Cf
3.    Dit klimaat hoort bij plek 3.
4.    2, 4 en 5 (1 fout = – 1)

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies