Neurologische aandoeningen -2

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FarmcotherapieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
*Epilepsie
*Koortsconvulsies
*Migraine
*Ziekte van Parkinson
*Duizeligheid
*Dementie
*Delirium

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de vorige les
over epilepsie

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee vormen van epileptische aanvallen

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de ene epilepsie aanval de andere aanval opvolgt noem je dit
A
tonisch klonische aanval
B
myoklonische aanval
C
status epilepticus
D
absence

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee geneesmiddelen die gebruikt worden om een epileptische aanval te voorkomen

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent: uitsluipen

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1) Hoge koorts is op zichzelf het risico voor het ontstaan van koortsstuipen
Stelling 2) Een diazepam injectie werkt sneller dan een rectiole diazepam
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke factoren kunnen een
migraineaanval uitlokken?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel gebruik je wanneer een migraineaanval doorzet?
A
sumatriptan
B
paracetamol
C
domperidon
D
ibuprofen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een combinatie van welke middelen is eerste keuze bij de behandeling van een migraine aanval?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik geleerd over
parkinson?

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Met welk middel wordt vaak begonnen bij de ziekte van Parkinson?
A
Amantadine
B
Pergolide
C
Levodopa
D
Carbamazepine

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet Levodopa altijd gecombineerd worden met een enzymremmer?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een aantal symptomen
van Parkinson

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bij Parkinson wil je het sympathische deel stimuleren en het parasympatische deel remmen waarom is een parasympathicolytica geen 1e keus?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1) De oorzaak van duizeligheid is vermoedelijk een stoornis in de evenwichtszin
Stelling 2) Meest gebruikte middelen bij duizeligheid zijn cinnarizine en betahistine
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 is juist stelling 2 is onjuist
C
stelling 1 is onjuist stelling 2 is juist
D
stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

                   Dementie
                                  Dementie is een verzamelnaam van ruim 50 ziektes!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dementie?
  • Verzamelnaam voor meer dan 50 ziekten, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. 
  • Verwerking van informatie in de hersenen raakt verstoord. 
  • Beschadigingen in de hersenen verergeren waardoor steeds verdere achteruitgang in het functioneren. 

De bekendste is de ziekte van Alzheimer. 




Slide 33 - Tekstslide

Dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 ziekten, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken.
De verwerking van informatie in de hersenen raakt verstoord.
Beschadigingen in de hersenen verergeren waardoor iemand met dementie steeds verder achteruitgaat in functioneren.
De bekendste is de ziekte van Alzheimer. 
Beschadigingen in de hersenen die dementie veroorzaken bestaan uit het verlies van verbindingen tussen de neuronen. Deze kunnen niet meer goed met elkaar communiceren. Hierdoor kun je steeds minder van wat eerder normaal was. Later gaan ook neuronen verloren en raken hersenfuncties steeds verder beschadigd. Hersenen kunnen 10 to 15 % krimpen.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ziekteverloop 4 fases
1. Bedreigde ik - beginnende dementie
2. De verdwaalde ik - matige ernstige dementie
3. De verborgen ik - ernstige dementie
4. De verzonken ik - ernstige dementie

Slide 36 - Tekstslide

1. Bedreigde ik - beginnende dementie
vergeetachtig voor omgeving nog niet altijd zichtbaar moeite met meer complexere taken, overzicht houden bijv financien, 

2. De verdwaalde ik - matige ernstige dementie
Steeds meer geheugenproblemen, leeft meer in het verleden, 'verdwaaldgevoel', verminderde belangstelling, motoriek gaat achteruit 

3. De verborgen ik - ernstige dementie
leeft in een innerlijke belevingswereld, neemt zelf geen initiatief meer tot contact. Er is nog wel contact mogelijk, herkent mensen niet meer, tijdsbesef is weg . Volledig afhankelijk.

4. De verzonken ik - ernstige dementie
Volledige afhankelijkheid, brabbelwoorden en klanken. Emoties zijn moeilijk waarneembaar.  
Verzonken ik = (cliënt kan niet meer lopen, spreekt nauwelijks, ligt vaak in foetushouding als pasgeboren baby)



stadium 1 
stadium 2
stadium 3
stadium 4
Beginnende dementie

bedreigde ik
matig ernstige dementie

verdwaalde ik
ernstige dementie: deels afhankelijk

verborgen ik
ernstige dementie: helemaal afhankelijk

verzonken ik

Slide 37 - Sleepvraag

Bespreek:
- Per stadium wat de zorgvrager nog wel kan en wat niet.
- Welke begeleiding heeft de zorgvrager per stadium nodig?
Symptomen dementie?
Mensen met dementie hebben een combinatie van symptomen

Geheugenstoornissen 

Met één of meer cognitieve stoornissen:
  • Afasie: moeite om woorden te vinden en problemen om zich uit te drukken met taal
  • Apraxie: verminderd vermogen om motorische handelingen uit te voeren
  • Agnosie: onvermogen om objecten te herkennen
  • Stoornissen in uitvoerende functies : zoals rekenen, logisch nadenken, plannen

Gedragsproblemen




Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende vorm van dementie?
A
Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een aantal
symptomen van dementie

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel wordt niet gebruikt bij de behandeling van dementie?
A
Rivastigmine
B
Galantamine
C
Memantine
D
Lamotrigine

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 4 oorzaken voor een delirium

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij bijna alle middelen die in dit hoofdstuk voorkomen moet je een gele sticker plakken. Welk advies geef je mee aan de balie?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies