Herhaling 2bk/ kt h1 onbekende w en alinea`s e kernz.
H1 paragraaf 2: onbekende woorden
Woordbetekenissen vinden, hoe doe je dat?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
H1 paragraaf 2: onbekende woorden
Woordbetekenissen vinden, hoe doe je dat?
Slide 1 - Tekstslide
Cursus 1: Meer dan lezen: woordbetekenissen vinden
Je zult regelmatig woorden tegenkomen, waarvan je de betekenis niet kent.
Slide 2 - Tekstslide
Gelukkig zijn er manieren, om toch achter de betekenis van een woord te komen!!!
Slide 3 - Tekstslide
manier 1
Zoek de betekenis op in een woordenboek.
Vaak mag je echter geen woordenboek gebruiken, bijvoorbeeld bij een toets of een examen......
Slide 4 - Tekstslide
manier 2
Zoek in de tekst naar een synoniem van het onbekende woord
Slide 5 - Tekstslide
synoniem:
Twee woorden die er verschillend uitzien, maar die hetzelfde betekenen
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld synoniem:
Ik vind dit boek van wiskunde ingewikkeld, op de volgende bladzijde staan echt lastige sommen
Slide 7 - Tekstslide
manier 3
Zoek in de tekst naar een omschrijving van het onbekende woord
Slide 8 - Tekstslide
voorbeeld manier 3
Je zult met je zakgeld prioriteiten moeten stellen. Je moet dus bedenken waaraan je je geld echt uit wilt geven en wat eigenlijk minder belangrijk is om je geld aan uit te geven
Slide 9 - Tekstslide
manier 4
Zoek in de tekst naar voorbeelden van het onbekende woord
Slide 10 - Tekstslide
voorbeeld manier 4
Als je op jezelf gaat wonen, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals de belastingdienst, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen
Slide 11 - Tekstslide
manier 5 TOETS--> kennen
Zoek in de tekst naar een tegenstelling van het onbekende woord
Slide 12 - Tekstslide
voorbeeld manier 5
Hij lijkt sympathiek, maar in werkelijkheid is hij heel erg onaardig
Slide 13 - Tekstslide
Manier 6 TOETS --> kennen!
Zoek in het woord zelf dat je niet kent, naar een bekend woorddeel
Slide 14 - Tekstslide
voorbeeld manier 6
onacceptabel on= niet
heroverwegen her = opnieuw
uitdrukkingsloos loos= zonder
Slide 15 - Tekstslide
Het weer lijkt misschien voortreffelijk, maar morgen wordt het erg slecht
A
synoniem
B
tegenstelling
C
omschrijving
D
voorbeeld
Slide 16 - Quizvraag
In Amsterdam wonen ontzettend veel nationaliteiten, zoals Engelsen, Amerikanen en Chinezen
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
synoniem
D
omschrijving
Slide 17 - Quizvraag
Ik vind dit gebouw echt afzichtelijk, vooral de kleuren die zijn gebruikt en de steensoort vind ik erg lelijk
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
omschrijving
D
synoniem
Slide 18 - Quizvraag
H1 paragraaf 3: alinea`s en kernzinnen
Slide 19 - Tekstslide
Voorkennis
Een tekst is meestal verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over
hetzelfde deelonderwerp gaan.
Slide 20 - Tekstslide
Instructie
Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Soms begint de eerste regel van een alinea met een stukje wit. Dat noem je inspringen.
Soms wordt er tussen twee alinea’s een regel overgeslagen. Dat noem je een witregel.
Slide 21 - Tekstslide
Alinea's herken je aan...
Een alinea:
- begint op een nieuwe regel
- springt de eerste regel van de alinea in
- begint na een witregel
Slide 22 - Tekstslide
Kernzinnen
Slide 23 - Tekstslide
KERNZINNEN
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin?
De 1e zin is de kernzin.
De 2e zin van een alinea is de kernzin.
De laatste zin van de alinea is de kernzin.
De overige zinnen geven meestal uitleg (toelichting) of voorbeelden bij de kernzin!