H4 Chapitre 1 - examenidioom 1, verbes réguliers, passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Programme

• Revoir : examenidioom 1
• Verbes réguliers
  
• Passé composé
• Évaluation

Lie les mots français du vocabulaire aux images.
Koppel de Franse woordjes uit het examenidioom aan de plaatjes.

ridiculiser

détester

le bonheur

la ressemblance

une épouse

abandonner

Les buts

Ik kan de grammatica (regelmatige werkwoorden, passé composé) toepassen in context. 

Verbes réguliers

Écris ce que tu sais des verbes réguliers à l'exercice 7.

Les verbes réguliers 

en -er, -ir et -re

De regelmatige werkwoorden op -er in de présent

Regelmatige werkwoorden 

In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 

1. Werkwoorden op -er
2. Werkwoorden op -ir
3. Werkwoorden op -re

Er zijn veel regelmatige werkwoorden. 

Alleen de werkwoorden op -er zijn er al meer dan 280!

-er

aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer

-ir

choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir

-re

vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

La rège: verbes réguliers en -er

1. Haal -er van het hele werkwoord af om de stam te vinden:  Jouer    jou
2. Je moet nu uitzoeken welk onderwerp er wordt gebruikt. Wie 'doet' het werkwoord? 
3. Zet nu de juiste uitgang achter het werkwoord. 

Een werkwoord bestaat altijd uit een pronom personnel, een stam 

en een uitgang. De uitgang plak je direct achter de stam. 

Voorbeeld: Je joue

Ik = je

jij = tu

hij = il

zij = elle

men/wij = on

wij = nous

jullie/u = vous

zij (meervoud) = ils/elles

Je = e

Tu = es

il/elle/on = e

nous = ons

vous = ez

ils/elles = ent

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij heeft een hekel aan (détester)

1. il détester
2. il détesta
3. il déteste
4. il détestes

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)

1. il rencontre
2. elle rencontre
3. ils rencontrent
4. nous rencontrons

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij blijft (rester)

1. je restes
2. tu restes
3. je reste
4. tu restent

UItzonderingen / bijzonderheden

Als een werkwoord begint met een klinker of h, dan gebruik je in 

de ik-vorm geen je maar j'

Voorbeeld: J'habite, j'aime, j'adore

Als de stam van een werkwoord eindigt op een g, dan gebruik je in de nous-vorm de uitgang -eons in plaats van -ons

Voorbeeld: Nous voyageons, nous mangeons

Les verbes -ir

Stap 1: Hoe vind je de stam van een werkwoord op -ir?

Wat is de stam van het werkwoord 'remplir'?

Wat is de stam van het werkwoord 'choisir'?

Wat is de stam van het werkwoord 'finir'?

La rège: verbes réguliers en -ir

Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:

je choisis

tu choisis

il/elle/on choisit

nous choisissons

vous choisissez

ils/elles choisissent

Vervoeg:
je (finir)

Vervoeg:
nous (finir)

Vervoeg:
tu (finir)

Vervoeg:
elle (remplir)

Vervoeg:
tout le monde (réussir)

Vervoeg:
Sophie et Chloé (réfléchir)

La rège: verbes réguliers en -re

Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:

je rends

tu rends

il/elle/on rend

nous rendons

vous rendez

ils/elles rendent

Welke uitgangen horen bij welke groep werkwoorden?

-ER

-IR

-RE

-ER

-IR

-RE

-e

-es

-e

-ons

-ez

-ent

-is

-is

-it

-issons

-issez

-issent

-s

-s

-ons

-ez

-ent

Regelmatige werkwoorden in de présent vervoegen,
dat kan ik.

😒🙁😐🙂😃

Verbes réguliers

Défi ! Es-tu capable de conjuguer les verbes au présent à l'exercice 8 ?

avoir & être

Voor de passé composé moet je de werkwoorden être (zijn) en avoir (hebben) uit je hoofd kennen. 

Weet jij ze nog? Wij beginnen met avoir

Sleepvraag

Koppel de juiste vorm van avoir 

aan het juiste persoonlijk voornaamwoord

je/j'

tu

il / elle / on

nous

vous

ils/elles

ont

as

avons

avez

ai

a

Sleepvraag

Koppel nu de juiste vorm van het werkwoord être

aan het juiste persoonlijk voornaamwoord

je/j'

tu

il / elle / on

nous

vous

ils/elles

sont

es

sommes

êtes

suis

est

Wat is een passé composé?

De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.

Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (V.T.T.): 

onderwerp + vorm van avoir of être + voltooid deelwoord

Hoe maak je een passé composé?

STAPPENSCHEMA

STAP 1

Kies of je de passé composé gaat maken met 

être of met avoir

Je kiest eigenlijk bijna altijd voor avoir.

Je kiest alleen voor être bij de volgende werkwoorden:

STAP 2

Maak het voltooid deelwoord .

Voltooid deelwoord zelf maken:

• Het werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.
  Bijvoorbeeld: regarder  --> regarder --> regard --> regardé

• Het werkwoord eindigt op -re: haal -re weg, zet er u voor in de plaats.
        Bijvoorbeeld: attendre --> attendre --> attend --> attendu

• Het werkwoord eindigt op -ir: haal -ir weg, zet er i voor in de plaats.
  Bijvoorbeeld: choisir  --> choisir  --> chois  --> choisi

STAP 3

LET OP!!!!

Deze stap doe je alléén als je bij stap 1 gekozen hebt voor être als hulpww!

Deze stap alleen doen als je voor être gekozen hebt!

	Mannelijk	Vrouwelijk
Enkelvoud	- Je suis venu	e Je suis venu e
Meervoud	s Ils sont venu s	es Elles sont venu es

Even oefenen

L'accord is de extra -e, -s of -es die je kunt krijgen als je être als hulpwerkwoord hebt gekozen.

Hier gaan wij nu mee oefenen.

Son épouse est ______ à Paris.

1. arrivé
2. arrivée
3. arrivés
4. arrivées

Les garçons sont ________ à la maison.

1. rentré
2. rentrée
3. rentrés
4. rentrées

Son père est __________ à Paris.

1. allé
2. allée
3. allés
4. allées

Ik begrijp wanneer ik een e of een s toe moet voegen.

Passé composé

Fais les exercices 9 et 10 dans ton livret (herhalingsboekje).

Schrijf op waar je naar aanleiding van deze les op gaat letten bij être en avoir.

Devoirs

Apprendre

- Vocabulaire A F-N

Faire

- Fais les exercices 9 et 10 dans ton livret (herhalingsboekje).