Di 20-09-22 K1 L2

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

BR2G
Dienstag, 20. September 2022

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Weektaak controle
  • Lernziele (leerdoelen)
  • Volgende week SO
  • Herhalen vorige week
  • Neu: Grammatik C
  • Uitspraak
  • Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Tekstslide

Weektaak controle
ff
Kapitel 1 Lektion 1: Aufgabe 1, 2, 6, 7, 9, 11
Niet af --> boek?

Slide 4 - Tekstslide

Lernziele
Am Ende der Stunde kann ich:
  •  haben en sein toepassing in een oefening.
  • de klinkers a/ä, o/ö en de ß uitspreken 


Slide 5 - Tekstslide

SO

Lernbox: Seite 48 - 49
  • Lektion 1 t/m 3 leren zoals het er staat
  • Redemittel (zinnen) (nl-du/du-nl) 
Grammatik
  • Seite 11 Grammatik A 
  • Seite 12 Grammatik B
  • werkwoordenlijst periode 1

Volgende week donderdag 29-09

Slide 6 - Tekstslide

Kort herhalen vorige week

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik C

haben + sein

Slide 8 - Tekstslide

Haben en sein
Haben= hebben
Sein= zijn

Dit zijn onregelmatige werkwoorden.

De vervoeging (uitgangen) gaan niet volgens (fe)esttenten en zul je moeten leren.

Slide 9 - Tekstslide

Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
bin
bist
ist

sind
seid
sind
haben                  sein
Voltooid deelwoord:
gehabt                 gewesen
             !
In een zin:
vorm van haben + gehabt

bv. ich habe Thee gehabt

vorm van sein + gewesen

bv. ich bin in den Bosch gewesen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Uitspraak klinkers
a/ä, o/ö, u/ü en ß
ä= ee als in heen --> Mädchen, wählen
a= a --> lachen klar

ü= u --> Bücher, gemütlich
u= oe als in zoen--> Mutter

ö= eu als in deur --> böse, Österreich
o= o als in zoon --> wo
ß= s

Slide 13 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 1 Lektion 2: Aufgabe 1, 7, 10, 11, 14
Aufgabe 6, 13 in de les
  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 9:50
  • Fertig (klaar)? iets voor jezelf





An die Arbeit!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide