BBL socialezekerheidsrecht - les 9 Tw en toeslagen Belastingdienst

Socialezekerheidsrecht
Les 9
Toeslagenwet en toeslagen Belastingdienst
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sociale zekerheidsrechtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Socialezekerheidsrecht
Les 9
Toeslagenwet en toeslagen Belastingdienst

Slide 1 - Tekstslide

Wat vonden jullie van de afsluitende opdracht?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Bespreken afsluitende opdracht
We gaan even samen de opdracht op het bord maken! 

Slide 3 - Tekstslide

Toeslagenwet (TW)
Als een arbeidsongeschikte of werkloze werknemer met zijn uitkering (ZW, WW, IOW of WIA) onder het sociaal minimum komt, dan kan de Toeslagenwet dit aanvullen tot het sociaal minimum dat van toepassing is op de leefsituatie van de uitkeringsgerechtigde. 
  • Alleenstaande = 70% van het minimumloon 
    (alleenstaande ouder kan beroep doen op kindgebonden budget)
  • Gehuwde/samenwonende = 100% van het minimumloon
    (voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar geldt het minimumjeugdloon)

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer recht op TW?
  • Gehuwde/samenwonende die een bruto-inkomen per dag heeft dat lager is dan €91,72 (KG 2023.2);
  • Een ongehuwde, jonger dan 21 jaar en zelfstandig wonend bij een bruto-inkomen (per dag) lager dan (KG 2023.2):
    €64,75 (21 jaar of ouder)
    €50,64 (20 jaar)
    €36,93 (19 jaar)
    €29,89 (18 jaar)
  • Inkomenstoets partner (bij gezamenlijke huishouding), als beide inkomens onder het sociaal minimum zitten, krijgt de aanvrager toeslag vanuit TW. Er geldt geen vermogenstoets;
  • Kostendelersnorm is ook van toepassing bij TW als er een meerpersoonshuishouden is. 

Slide 5 - Tekstslide

Toeslag en eigen inkomen
Toeslagen hebben als doel om ondersteuning te bieden bij specifieke kosten. Toeslagen worden via de Belastingdienst betaald. 

De hoogte is niet afhankelijk van eigen spaargeld, een eigen huis of ander bezit, maar wel van de eigen inkomsten van de verzekerde en zijn echtgenoot/partner.

Inkomsten uit uitkeringen worden volledig verrekend met de toeslag. 
Inkomsten uit arbeid -> gedurende twee jaar een vrijlating van 5% van het minimumloon + 30% van de rest. De vrijlating is nooit hoger dan 15% van het minimumloon (vanaf 21 jaar, in KG 2023.2 = €1.995,00). 
Dit hoef je niet te kunnen toepassen voor het examen, dus breek je hoofd er vooral niet over! 

Slide 6 - Tekstslide

Toetsingsinkomen
Toeslagen zijn ervoor bedoeld om inkomen aan te vullen. De toeslag is dan ook inkomensafhankelijk. 
Om de toeslagen te berekenen, gebruikt de Belastingdienst het toetsingsinkomen. Dit is het geschatte inkomen over het jaar waarvoor de toeslag wordt aangevraagd. 

Slide 7 - Tekstslide

Berekenen toetsingsinkomen (I)
Kan op verschillende manieren, afhankelijk van de informatie die de aanvrager over zijn inkomen ter beschikking heeft;
  1. Verzamelinkomen bij aangifte; 
  2. Belastbaar inkomen op jaaropgave; 
  3. Belastbaar maandinkomen op loonstrookje. 

Slide 8 - Tekstslide

Berekenen toetsingsinkomen (II)
Jaaropgave
Inkomen + brutobedrag waar het inkomen mee stijgt (of daalt, dan is het -) = toetsingsinkomen 
Bijvoorbeeld: €18.000 (inkomen) + €500 (stijging) = €18.500 toetsingsinkomen

Maandinkomen 
Inkomen per maand x 12 + 8% vakantietoeslag (jaarinkomen : 100 x 8) + brutobedrag waar het inkomen mee stijgt (of daalt)
Bijvoorbeeld: €1.000 x 12 = €12.000 + 8% (12.000 :100 x 8= €960) = €12.960
€12.960 + 1.540 (stijging inkomen) = €14.500 toetsingsinkomen 

Slide 9 - Tekstslide

Toeslagpartner
Bij het vaststellen van het inkomen voor de toeslag, is het gezamenlijk inkomen van belang. Dit gezamenlijk inkomen is het inkomen van de aanvrager en de toeslagpartner. 

De toeslagpartner is:
  • de echtgenoot;
  • de geregistreerde partner;
  • de fiscale partner (medebewoner die de Belastingdienst beschouwt als partner);
  • de meerderjarige persoon met wie de aanvrager al minstens een half jaar een gezamenlijke huishouding voert. 

Geen toeslagpartner zijn: kinderen, kleinkinderen en minderjarige medebewoners, ouders, grootouders, (onder)huurder. 

Broer en zus kunnen wel toeslagpartner zijn van elkaar als zij samen, zonder hun ouders, in één huis wonen. 
Medebewoner = iedere persoon die bij de BPR staat ingeschreven op het adres van de aanvrager voor huurtoeslag. 

Slide 10 - Tekstslide

Toeslagen belastingdienst
  • Huurtoeslag;
  • Zorgtoeslag;
  • Kinderopvangtoeslag. 

Slide 11 - Tekstslide

Huurtoeslag
Is een bijdrage van de overheid voor huurders met een laag tot gemiddeld inkomen die anders een te groot deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten; 
Dit kan oplopen tot ruim €300 per maand.

Slide 12 - Tekstslide

Voorwaarden huurtoeslag
  • De aanvrager, zijn toeslagpartner en medebewoners staan ingeschreven bij de gemeente op het adres waar huurtoeslag voor wordt aangevraagd; 
  • De aanvrager, toeslagpartner en medebewoners zijn legaal in Nederland; 
  • Huurder is meerderjarig; 
  • Zelfstandige woonruimte (eigen deur, toilet en keuken);
  • Huur mag niet hoger zijn dan €808,06 per maand (2023), voor jongeren tot 23 jaar niet hoger dan €452,20 per maand (2023);
  • Inkomensgrens van €32.500 (eenpersoonshuishouden), €40.500 (meerpersoonshuishouden) (2023);
  • Vermogensgrens van €31.747 per bewoner, €63.494 voor partners (2023).


Slide 13 - Tekstslide

Zorgtoeslag
  • Iedere ingezetene is verplicht om zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;
  • De zorgtoeslag is een tegemoetkoming van de overheid in de kosten voor de nominale premie;
  • Is bedoeld voor ingezetenen met een laag tot gemiddeld inkomen;
  • Hoogte is maximaal €154 (alleenstaande) of €265 (gezinnen);
  • Jongeren vanaf 18 jaar hebben recht op zorgtoeslag. 

Slide 14 - Tekstslide

Voorwaarden zorgtoeslag
  • De aanvrager is verzekerd bij een Nederlandse zorgverzekeraar;
  • De aanvrager is meerderjarig;
  • De aanvrager heeft een inkomen onder de inkomensgrens (alleenstaande €38.520 , gezamenlijk inkomen €48.224) (2023);
  • De aanvrager heeft niet teveel vermogen (alleenstaande €127.582 gezamenlijk vermogen €161.329) (2023).

Slide 15 - Tekstslide

Kinderopvangtoeslag
  • Is een bijdrage van de overheid in de kosten voor kinderopvang;
  • Is afhankelijk van het inkomen en van het aantal uren dat de minst werkende ouder betaald werk verricht of een opleiding volgt (bijvoorbeeld: werkt een vrouw 40 uur en een man 12 uur, dan is de toeslag gekoppeld aan de 12 uur van de man). 
  • Hoogte van de toeslag is afhankelijk van het inkomen, de gezinsgrootte en soort opvang;
  • Maximumbedrag per uur is €8,97 voor dagopvang, €7,72 voor buitenschoolse opvang en voor gastouderopvang. 

Slide 16 - Tekstslide

Voorwaarden kinderopvangtoeslag
  • De ouders en het kind/de kinderen verblijven legaal in ons land;
  • De ouders ontvangen kinderbijslag of een pleegzorgvergoeding voor hun kind; 
  • Het kind staat bij de BRP ingeschreven op het woonadres van de ouder(s);
  • De ouders maken gebruik van een door de overheid erkende kinderopvang of buitenschoolse opvang of van een gastouder die bij een erkend gastouderbureau staat ingeschreven;
  • Het kind zit nog niet op het voortgezet onderwijs;
  • De ouder of zijn toeslagpartner betaalt de kosten voor kinderopvang; 
  • De ouder werkt, studeert, volgt een traject om de kansen op werk te vergroten of volgt een inburgeringscursus. 

Slide 17 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten
Hoofdstuk 12
Opdracht 2 t/m 5
Opdracht 8 t/m 10
Opdracht 12
Opdracht 14 en 15

Slide 18 - Tekstslide