Open vragenWie - Wat - Waar - Wanneer - Hoe - (Geen Waarom)
Een gesloten vraag begint met een werkwoord.
De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Keuzevraag (gesloten)
De beantwoorder kan kiezen uit twee antwoorden