In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Tips
Lees eerst de vraag en ga dan gericht zoeken.
Zoek het trefwoord op in de vraag en lees dan de tekst
Wanneer je betekenis van het woord niet weet?
Lijkt het op een Nederlands of Engels woord.
Kijk of je om het woord heen kunt lezen.
Slide 2 - Tekstslide
Je krijgt 3 teksten. Na elke tekst volgen steeds een aantal vragen. Je kan steeds terug naar de vorige slide om het antwoord op te zoeken!
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
hoeveel inwoners heeft Berlijn?
A
3 miljoen
B
minder dan 3 miljoen
C
meer dan 3 miljoen
D
4 miljoen
Slide 5 - Quizvraag
hoe heet het regeringsgebouw van Berlijn?
A
Reichstag
B
Binnenhof
C
Donnertag
D
Tag für Tag
Slide 6 - Quizvraag
wat staat er op de gevel van het regeringsgebouw in Berlijn
Slide 7 - Open vraag
hoe hoog is de televisietoren in Berlijn?
A
383 meter
B
384 meter
C
385 meter
D
386 meter
Slide 8 - Quizvraag
Mein Name ist Anna. Ich komme aus England und lebe seit drei Jahren in Deutschland. Ich bin 15 Jahre alt und habe zwei Geschwister: Meine Schwester heißt Klara und ist 13 Jahre alt, mein Bruder Tom ist 18 Jahre alt. Wir wohnen mit unseren Eltern in einem Reihenhaus in der Stadt. Meine Vater ist Koch in einem Restaurant. Meine Mutter arbeitet in einer Bank.
Ich lese gerne und mag Tiere: Wir haben einen Hund, zwei Katzen und im Garten einen Teich mit Goldfischen. Ich gehe auch gerne in die Schule, mein Lieblingsfach ist Mathematik. Deutsch mag ich nicht so gerne.
Nach der Schule gehe ich mit meinen Freundinnen shoppen und manchmal essen wir ein Eis. Am Samstag spiele ich Handball. Am Sonntag schlafe ich lange aus. und spilele mit meinen Tieren. Sonntag ist mein Lieblingstag!
Slide 9 - Tekstslide
Anna komt uit....
A
Duitsland
B
Engeland
Slide 10 - Quizvraag
Heeft Anna broers en zussen?
A
Ja, 2 zussen
B
Ja, een broer en een zus
C
Nee, geen broers en zussen
Slide 11 - Quizvraag
Anna is de jongste van het gezin.
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet
Slide 12 - Quizvraag
Welk vak vindt Anna leuk op school
Slide 13 - Open vraag
Welk vak vindt Anna niet leuk op school
Slide 14 - Open vraag
Wat doet Anna op zaterdag?
Slide 15 - Open vraag
Welke zin klopt?
A
Op zondag slaapt Anna uit en speelt ze met de dieren.
B
Op zondag slaapt Anna uit en loopt ze met de hond
C
Op zondag speelt Anna met de dieren en gaat ze uit met vriendinnen.
Slide 16 - Quizvraag
Jij moet toetsvragen maken over de tekst. Bedenk een super moeilijke vraag. Het antwoord moet wel in de tekst staan.
Slide 17 - Open vraag
Hallo, ich bin Myriam
Zu meiner Familie gehören vier Personen. Die Mutter bin ich und dann gehört natürlich mein Mann dazu. Wir haben zwei Kinder, einen Sohn, der sechs Jahre alt ist und eine dreijährige Tochter.
Wir wohnen in einem kleinen Haus mit einem Garten. Dort können die Kinder ein bisschen spielen. Unser Sohn geht in die Grundschule, unsere Tochter geht noch eine Zeit lang in den Kindergarten. Meine Kinder sind am Nachmittag zu Hause. Ich arbeite darum ich nur halbtags. Ich arbeite in einem Supermarkt.
Eigentlich gehören zu unserer Familie auch noch die Großeltern. Sie wohnen nicht bei uns. Sie haben ein Haus in der Nähe. Die Kinder gehen sie oft besuchen.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe ziet het gezin van Myriam eruit?
Slide 19 - Open vraag
In wat voor huis woont Myriam?
Slide 20 - Open vraag
De kinderen Myriam moeten naar een speeltuin toe om te spelen? Juist, omdat ... Onjuist, omdat ...
Slide 21 - Open vraag
Welke zin klopt?
A
Myriam is huisvrouw
B
Myriam werkt alle dagen in een supermarkt
C
Myriam werkt halve dagen in een supermarkt
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin klopt?
A
De grootouders leven niet meer
B
De grootouders wonen in de buurt en de kinderen gaan vaak op bezoek