Leerdoel: Je weet hoe je gericht een tekst kunt lezen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Leerdoel: Je weet hoe je gericht een tekst kunt lezen
Slide 1 - Tekstslide
Tips
Lees eerst de vraag en ga dan gericht zoeken.
Zoek het trefwoord op in de vraag en lees dan de tekst
Wanneer je betekenis van het woord niet weet?
Lijkt het op een Nederlands of Engels woord.
Kijk of je om het woord heen kunt lezen.
Slide 2 - Tekstslide
Duitse tekst lezen
Vragen beantwoorden altijd in het Nederlands
Slide 3 - Tekstslide
Mein Name ist Anna. Ich komme aus England und lebe seit drei Jahren in Deutschland. Ich bin 15 Jahre alt und habe zwei Geschwister: Meine Schwester heißt Klara und ist 13 Jahre alt, mein Bruder Tom ist 18 Jahre alt. Wir wohnen mit unseren Eltern in einem Reihenhaus in der Stadt. Meine Vater ist Koch in einem Restaurant. Meine Mutter arbeitet in einer Bank.
Ich lese gerne und mag Tiere: Wir haben einen Hund, zwei Katzen und im Garten einen Teich mit Goldfischen. Ich gehe auch gerne in die Schule, mein Lieblingsfach ist Mathematik. Deutsch mag ich nicht so gerne.
Nach der Schule gehe ich mit meinen Freundinnen shoppen und manchmal essen wir ein Eis. Am Samstag spiele ich Handball. Am Sonntag schlafe ich lange aus. und spiele mit meinen Tieren. Sonntag ist mein Lieblingstag!
Slide 4 - Tekstslide
Anna komt uit....
A
Duitsland
B
Engeland
Slide 5 - Quizvraag
Heeft Anna broers en zussen?
A
Ja, 2 zussen
B
Ja, een broer en een zus
C
Nee, geen broers en zussen
Slide 6 - Quizvraag
Anna is de jongste van het gezin.
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet
Slide 7 - Quizvraag
Schrijf hier een vrijetijdsbesteding van Anna op.
Slide 8 - Open vraag
Welk vak vindt Anna leuk op school? Schrijf het in het Nederlands op.
Slide 9 - Open vraag
Welk vak vindt Anna niet leuk op school. Schrijf het antwoord in het Nederlands op
Slide 10 - Open vraag
Wat doet Anna op zaterdag?
Slide 11 - Open vraag
Welke zin klopt?
A
Op zondag slaapt Anna uit en speelt ze met de dieren.
B
Op zondag slaapt Anna uit en loopt ze met de hond
C
Op zondag speelt Anna met de dieren en gaat ze uit met vriendinnen.
Slide 12 - Quizvraag
Jij moet toetsvragen maken over de tekst. Bedenk een super moeilijke vraag. Het antwoord moet wel in de tekst staan.
Slide 13 - Open vraag
Hallo, ich bin Myriam
Zu meiner Familie gehören vier Personen. Die Mutter bin ich und dann gehört natürlich mein Mann dazu. Wir haben zwei Kinder, einen Sohn, der sechs Jahre alt ist und eine dreijährige Tochter.
Wir wohnen in einem kleinen Haus mit einem Garten. Dort können die Kinder ein bisschen spielen. Unser Sohn geht in die Grundschule, unsere Tochter geht noch eine Zeit lang in den Kindergarten. Meine Kinder sind am Nachmittag zu Hause. Ich arbeite darum ich nur halbtags. Ich arbeite in einem Supermarkt.
Eigentlich gehören zu unserer Familie auch noch die Großeltern. Sie wohnen nicht bei uns. Sie haben ein Haus in der Nähe. Die Kinder gehen sie oft besuchen.
Slide 14 - Tekstslide
Beantwoord de vragen in je schrijft. Doe dit in het Nederlands!!!!
Hoe ziet het gezin van Myram eruit?
In wat voor een huis woont Myriam?
De kinderen van Myriam moeten naar een speeltuin toe om te spelen.
a: juist, omdat.........
b: onjuist omdat........
4. Welke zin klopt:
a: Myriam is huisvrouw
b: Myriam werkt alle dagen in een supermarkt.
c: Myriam werkt halve dagen in een supermarkt.
5: Welke zin klopt
a; De grootouders leven niet meer,
b: de grootouders wonen in de buurt en de kinderen gaan vaak op bezoek.