Week 45 - Uitloop + herhaling H2: Verdeling van het inkomen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag...
Leerdoelen
Herhaling Lorenzcurve (alweer)
Herhaling Rekonomie & H2 Kopen en werken of Zelfstandig leren
Afsluiten (Blooket?)
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
Rekenkundige kennis toepassen in verschillende economische contexten.
De loon- en overige-inkomensquote berekenen.
Een lorenzcurve tekenen aan de hand van zelf ondervonden gegevens over inkomensgroepen.
Slide 3 - Tekstslide
Lorenzcurve
Een manier om snel te zien hoe groot de inkomensverschillen tussen bijvoorbeeld huishoudens zijn, is door het tekenen van een lorenzcurve.
Cumuleren is het optellen (of eigenlijk stapelen van groepspercentages.
Slide 4 - Tekstslide
De Lorenzcurve
Groep
Euro's
Inkomen in %
Cumulatief % groep
Cumulatief % inkomen
A (20%)
€900
B (20%)
€1.200
C (20%)
€1.500
D (20%)
€1.800
E (20%)
€2.400
100%
100%
Totaal
€7.800
100%
X
X
Slide 5 - Tekstslide
De Lorenzcurve
Groep
Euro's
Inkomen in %
Cumulatief % groep
Cumulatief % inkomen
A (20%)
€900
20%
B (20%)
€1.200
40%
C (20%)
€1.500
60%
D (20%)
€1.800
80%
E (20%)
€2.400
100%
100%
Totaal
€7.800
100%
Slide 6 - Tekstslide
De Lorenzcurve
Groep
Euro's
Inkomen in %
Cumulatief % groep
Cumulatief % inkomen
A (20%)
€900
11,5%
20%
11,5%
B (20%)
€1.200
15,4%
40%
26,9%
C (20%)
€1.500
19,2%
60%
46,1%
D (20%)
€1.800
23,1%
80%
69,2%
E (20%)
€2.400
30,8%
100%
100%
Totaal
€7.800
100%
Slide 7 - Tekstslide
De Lorenzcurve
Groep
Euro's
Inkomen %
Cumulatief % groep
Cumulatief % inkomen
A (20%)
€900
11,5%
20%
11,5%
B (20%)
€1.200
15,4%
40%
26,9%
C (20%)
€1.500
19,2%
60%
46,1%
D (20%)
€1.800
23,1%
80%
69,2%
E (20%)
€2.400
30,8%
100%
100%
Totaal
€7.800
100%
Slide 8 - Tekstslide
Pak je laptop erbij!
Slide 9 - Tekstslide
Kopen en werken H2:
De verdeling van het inkomen
Slide 10 - Tekstslide
Overdrachtsinkomens bestaan uit:
A
Inkomens verdiend in het productieproces.
B
Loon en uitkeringen.
C
Loon, winst, uitkeringen en subsidies.
D
Uitkeringen en subsidies.
Slide 11 - Quizvraag
Bij de productiefactoren wordt onderscheid gemaakt in vier soorten productiefactoren. Dit zijn:
A
kapitaal, arbeid, pacht en rente.
B
kapitaal, arbeid, natuur en kapitaalgoederen.
C
arbeid, ondernemerschap, natuur en kapitaal.
D
arbeid, natuur, kapitaal en eigendom.
Slide 12 - Quizvraag
Het huishouden De Wit bestaat uit vader, moeder en twee kinderen. Vader werkt in de metaalindustrie en verdient € 1.900 in de maand. Moeder is secretaresse en zit al drie maanden werkloos thuis. Ze krijgt € 850 per maand. Aan kinderbijslag ontvangen ze € 576 per kwartaal.
Het maandinkomen van het gezin is:
A
€ 1.900
B
€ 2.476
C
€ 2.942
D
€ 3.326
Slide 13 - Quizvraag
De familie Appi bestaat uit vader, moeder en zoon Hein. Meneer Appi werkt bij een supermarkt als filiaalmanager en verdient daarmee € 2.800 per maand. Zijn vrouw is net ontslagen en krijgt een werkloosheidsuitkering van € 1.200 per maand. Hein brengt elke zaterdag folders rond en ontvangt daar € 9 per keer voor. Van zijn ouders krijgt hij elke week nog € 5 zakgeld. Het spaargeld van de familie Appi levert in totaal € 60 rente op per jaar. Tenslotte ontvangen zij voor zoon Hein elk kwartaal € 240 kinderbijslag. Het totale primaire inkomen en het totale overdrachtsinkomen van de familie Appi bedraagt maandelijks
Voor land B is verder gegeven dat het totale inkomen € 400 miljard bedraagt en dat het totale aantal personen 8 miljoen bedraagt. Bereken hoeveel euro het gemiddelde inkomen van de rijkste 20% in land B bedraagt.
A
€ 175.000
B
€ 75.000
C
€ 43.750
D
€ 225.000
Slide 15 - Quizvraag
De bovenstaande grafiek laat de jaarlijkse groeipercentages zien van het bbp van een land in de periode 2011-2016. Welke van de volgende uitspraken hierover is juist?
A
In 2013 is het bbp hoger dan in 2012.
B
In 2016 is het bbp hoger dan in 2015.
C
In 2014 is het bbp lager dan in 2010.
D
In 2016 is het bbp lager dan in 2015.
Slide 16 - Quizvraag
Rekonomie
Slide 17 - Tekstslide
Linda heeft sinds het begin van het jaar geen geld meer op haar spaarrekening gestort. Op het einde van het jaar ontvangt Linda € 118,30 aan rente. Het rentepercentage is 1,4%. Bereken hoeveel geld Linda aan het begin van het jaar op haar spaarrekening had staan. Let op! Noteer als 1.234,56
Slide 18 - Open vraag
In drie maanden tijd is de prijs van diesel gedaald van € 1,66 naar € 1,22 per liter. Bereken met hoeveel procent de prijs van diesel in die drie maanden is gedaald. Let op! Noteer als 1,23%
Slide 19 - Open vraag
Gegeven: Totale omzet (TO) = 80Q Totale kosten (TK) = 30Q + 25.000 Totale winst (TW) = TO - TK Kostprijs (GTK) = TK / Q
Bereken de totale winst als er 3.000 producten worden verkocht. Let op! Noteer als 1.234,56
Slide 20 - Open vraag
Fatih werkt op kantoor en bezoekt in de middag altijd dezelfde lunchroom voor een tosti en een of twee koppen thee. Hij wil per week maximaal € 36 besteden aan thee en tosti’s. Een tosti kost € 3 en een kop thee kost € 2.
Bereken hoeveel koppen thee Fatih kan bestellen als hij iedere week vier tosti’s bestelt.
A
10
B
12
C
13
D
14
Slide 21 - Quizvraag
Zelfstandig werken!
Wat? Leren voor toetsweek 1
Hoe? Zelfstandig & in stilte
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? Tot 5 minuten vóór einde van de les.
Klaar? Nakijken! (antwoordboekje staat online)
Slide 22 - Tekstslide
Vooruitblik - Toetsweek 1
Wanneer? Toetsweek 1
Wat? Rekonomie en Kopen en Werken H2
Hoelang? (60 minuten, weging 2)
Hoe kun je leren?
Huis-/maakwerk maken en nakijken!;
LWEO-online materiaal raadplegen.
Goed meedoen tijdens de les!
Slide 23 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?
Slide 24 - Tekstslide
In een land met 11,34 miljoen inwoners bedraagt het totale inkomen 9,2 miljard dollar. Hoeveel dollar bedraagt het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
$ 81,13
B
$ 811,29
C
$ 8.112,87
D
$ 811.284,48
Slide 25 - Quizvraag
In welk land is het inkomen per hoofd van de bevolking het hoogst?
A
In land A
B
In land B
C
In land C
Slide 26 - Quizvraag
Vijftienjarige scholieren die maandelijks geld krijgen van hun ouders, ontvangen gemiddeld € 62.
Hoeveel zouden zij ontvangen als zij wekelijks geld zouden krijgen van hun ouders?