Week 45 - Uitloop + herhaling H2: Verdeling van het inkomen (flexles)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag...
Leerdoelen
Herhaling Rekonomie & H2 Kopen en werken
Blooket?
Slide 2 - Tekstslide
Vooruitblik - Toetsweek 1
Wanneer? Toetsweek 1
Wat? Rekonomie en Kopen en Werken H2
Hoelang? (60 minuten, weging 2)
Hoe kun je leren?
Huis-/maakwerk maken en nakijken!;
LWEO-online materiaal raadplegen.
Goed meedoen tijdens de les!
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
Rekenkundige kennis toepassen in verschillende economische contexten.
De loon- en overige-inkomensquote berekenen.
Een lorenzcurve tekenen aan de hand van zelf ondervonden gegevens over inkomensgroepen.
Slide 4 - Tekstslide
Pak je laptop erbij!
Slide 5 - Tekstslide
Kopen en werken H2:
De verdeling van het inkomen
Slide 6 - Tekstslide
Overdrachtsinkomens bestaan uit:
A
Inkomens verdiend in het productieproces.
B
Loon en uitkeringen.
C
Loon, winst, uitkeringen en subsidies.
D
Uitkeringen en subsidies.
Slide 7 - Quizvraag
Het huishouden De Wit bestaat uit vader, moeder en twee kinderen. Vader werkt in de metaalindustrie en verdient € 1.900 in de maand. Moeder is secretaresse en zit al drie maanden werkloos thuis. Ze krijgt € 850 per maand. Aan kinderbijslag ontvangen ze € 576 per kwartaal.
Het maandinkomen van het gezin is:
A
€ 1.900
B
€ 2.476
C
€ 2.942
D
€ 3.326
Slide 8 - Quizvraag
In een land met 11,34 miljoen inwoners bedraagt het totale inkomen 9,2 miljard dollar. Hoeveel dollar bedraagt het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
$ 81,13
B
$ 811,29
C
$ 8.112,87
D
$ 811.284,48
Slide 9 - Quizvraag
Bij de productiefactoren wordt onderscheid gemaakt in vier soorten productiefactoren. Dit zijn:
A
kapitaal, arbeid, pacht en rente.
B
kapitaal, arbeid, natuur en kapitaalgoederen.
C
arbeid, ondernemerschap, natuur en kapitaal.
D
arbeid, natuur, kapitaal en eigendom.
Slide 10 - Quizvraag
De familie Appi bestaat uit vader, moeder en zoon Hein. Meneer Appi werkt bij een supermarkt als filiaalmanager en verdient daarmee € 2.800 per maand. Zijn vrouw is net ontslagen en krijgt een werkloosheidsuitkering van € 1.200 per maand. Hein brengt elke zaterdag folders rond en ontvangt daar € 9 per keer voor. Van zijn ouders krijgt hij elke week nog € 5 zakgeld. Het spaargeld van de familie Appi levert in totaal € 60 rente op per jaar. Tenslotte ontvangen zij voor zoon Hein elk kwartaal € 240 kinderbijslag. Het totale primaire inkomen en het totale overdrachtsinkomen van de familie Appi bedraagt maandelijks
In welk land is het inkomen per hoofd van de bevolking het hoogst?
A
In land A
B
In land B
C
In land C
Slide 12 - Quizvraag
Voor land B is verder gegeven dat het totale inkomen € 400 miljard bedraagt en dat het totale aantal personen 8 miljoen bedraagt. Bereken hoeveel euro het gemiddelde inkomen van de rijkste 20% in land B bedraagt.
A
€ 175.000
B
€ 75.000
C
€ 43.750
D
€ 225.000
Slide 13 - Quizvraag
De bovenstaande grafiek laat de jaarlijkse groeipercentages zien van het bbp van een land in de periode 2011-2016. Welke van de volgende uitspraken hierover is juist?
A
In 2013 is het bbp hoger dan in 2012.
B
In 2016 is het bbp hoger dan in 2015.
C
In 2014 is het bbp lager dan in 2010.
D
In 2016 is het bbp lager dan in 2015.
Slide 14 - Quizvraag
Rekonomie
Slide 15 - Tekstslide
Vijftienjarige scholieren die maandelijks geld krijgen van hun ouders, ontvangen gemiddeld € 62.
Hoeveel zouden zij ontvangen als zij wekelijks geld zouden krijgen van hun ouders?
A
€ 13,78
B
€ 14,04
C
€ 14,31
D
€ 14,59
Slide 16 - Quizvraag
Linda heeft sinds het begin van het jaar geen geld meer op haar spaarrekening gestort. Op het einde van het jaar ontvangt Linda € 118,30 aan rente. Het rentepercentage is 1,4%. Bereken hoeveel geld Linda aan het begin van het jaar op haar spaarrekening had staan. Let op! Noteer als 1.234,56
Slide 17 - Open vraag
In drie maanden tijd is de prijs van diesel gedaald van € 1,66 naar € 1,22 per liter. Bereken met hoeveel procent de prijs van diesel in die drie maanden is gedaald. Let op! Noteer als 1,23%
Slide 18 - Open vraag
Gegeven: waarbij: Totale omzet (TO) = 80Q TO, TK, TW en GTK in euro’s (€) Totale kosten (TK) = 30Q + 25.000 Q in stuks Totale winst (TW) = TO - TK Kostprijs (GTK) = TK / Q
Bereken de totale winst als er 3.000 producten worden verkocht. Let op! Noteer als 1.234,56
Slide 19 - Open vraag
Fatih werkt op kantoor en bezoekt in de middag altijd dezelfde lunchroom voor een tosti en een of twee koppen thee. Hij wil per week maximaal € 36 besteden aan thee en tosti’s. Een tosti kost € 3 en een kop thee kost € 2.
Bereken hoeveel koppen thee Fatih kan bestellen als hij iedere week vier tosti’s bestelt.