2.1 Jagen en verzamelen

Een primaire bron is...?
A
Een bron uit de tijd zelf waarover de bron gaat.
B
Een bron die later is gemaakt over een andere tijd
C
Een bron uit deze tijd over vroeger
D
Een bron van vroeger over de toekomst
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een primaire bron is...?
A
Een bron uit de tijd zelf waarover de bron gaat.
B
Een bron die later is gemaakt over een andere tijd
C
Een bron uit deze tijd over vroeger
D
Een bron van vroeger over de toekomst

Slide 1 - Quizvraag

Een secundaire bron is...?
A
Een bron die uit de tijd zelf komt
B
Een bron uit het verleden over een nog verder verleden
C
Een bron die later is geschreven over vroeger
D
Een bron van nu over nu

Slide 2 - Quizvraag

De stonehenge; primair en ongeschreven
De steen van Rosetta; primair en geschreven

Slide 3 - Tekstslide

irrigratielandbouw; secundair en ongeschreven.
Boek over Egypte; secundair en geschreven

Slide 4 - Tekstslide

De tijd van jagers en boeren
...-3000 v. chr.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Een felle pijn trekt vanaf zijn schouder door zijn hele lichaam. Dat hij geraakt is, is een groot probleem. Hij moet snel terug naar zijn stam voor hulp, want anders kan het te laat zijn. Die pijlpunt moet eruit.
De jager pakt zijn bijl nog eens goed vast, maar dat gaat lastig met zijn half bevroren handen. Wat er ook gebeurt, die bijl gaat mee.

De koude bergwind verandert in een ijzige sneeuwstorm. Het gras in zijn schoenen helpt nu niet meer tegen de kou. Daar, achter dat rotsblok kan hij schuilen tegen de ijzige wind. Achter de steen rolt hij zich op om zo warm mogelijk te blijven. De vermoeidheid slaat toe en hij valt, ondanks de pijn en de kou, in slaap. De sneeuw bedekt zijn lichaam en vriest aaneen tot een ijslaag. Ötzi zal nooit meer wakker worden.

Slide 7 - Tekstslide

De jager sterft aan een combinatie van factoren. Noem 2 van die factoren.

Slide 8 - Open vraag

Dit is Ötzi. Zijn naam is afgeleid van de Ötztaler Alpen op de grens van Oostenrijk en Italië, waar zijn lichaam in 1991 werd gevonden.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je de begrippen prehistorie, jager en verzamelaar, klimaat, nomaden en revolutie.

  • kun je uitleggen hoe de evolutie van de mens verliep.

  • kun je kenmerken van de manier van leven van jagers-verzamelaars herkennen, benoemen en beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide





Historische bronnen geven informatie over het verleden

Slide 11 - Tekstslide

De evolutietheorie van Darwin
De aapmens loopt voor het eerst rechtop, op twee voeten.
De Homo Sapien, de denkende mens die taal gebruikt.
De Homo Erectus, de mens die rechtop ging lopen en die gebruik leert maken van vuur.
De Neanderthaler, de mens die een cultuur ontwikkelde. Versierde dingen en maakte sieraden.
De Homo Habilis, de handige mens. Deze soort maakte gereedschappen/werktuigen van steen.
Let op! Dit betreft een theorie en is dus niet perse waar. Verschillende religies geloven niet dat de evolutie op deze manier heeft plaatsgevonden, maar in de geschiedwetenschap wordt dit wel aangeleerd. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke belangrijke uitvindingen zijn er gedaan door de verschillende 'menssoorten' in de prehistorie?

Slide 13 - Open vraag

De prehistorie = de vroegste geschiedenis zonder geschreven bronnen

Slide 14 - Tekstslide

Jager-verzamelaars
  • Leven in kleine groepen (ongeveer 30-50 mensen).

  • Geen vaste woonplaats: nomaden.

  • Trekken achter hun eten aan (klimaat)

  • Eenvoudige woningen: hutten/grotten.
  • Weinig bezittingen.

Slide 15 - Tekstslide

Noteer in 3 minuten zoveel mogelijk kenmerken die je op de afbeelding ziet die passen bij de manier waarop jagers-verzamelaars leefden
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Wissel in 2 minuten zoveel mogelijk kenmerken die je op de afbeelding zag uit met degene naast je. 
timer
2:00
- Vrouwen en kinderen verzamelen voedsel (taakverdeling man-vrouw)
- Zelf wapens maken van botten/stenen.
- Kleding maken van dierenhuiden.
- Tenten van dierenhuiden. 
- Leven in kleine groepen.
- Nomaden (rondtrekken)
- Jagen en vissen
- Vuur maken om te koken/warmte.

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit of je bron uit de vorige opdracht betrouwbaar of onbetrouwbaar vindt.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag!
  • Maken hoofdstuk 2.1 opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14 en 15

Slide 21 - Tekstslide