Laatste week voor de toetsweek
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
haben - hij heeft
Slide 2 - Open vraag
sein - u bent
Slide 3 - Open vraag
dürfen - hij mag
Slide 4 - Open vraag
können - ik kan
Slide 5 - Open vraag
müssen - wij moeten
Slide 6 - Open vraag
sollen - zij moet
Slide 7 - Open vraag
wissen - jullie moeten
Slide 8 - Open vraag
wollen - jij wilt
Slide 9 - Open vraag
mögen - Lisa lust
Slide 10 - Open vraag
hebben - wij hebben
Slide 11 - Open vraag
zijn - ik ben
Slide 12 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
müssen
müssen
Slide 13 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
dürfen
dürfen
Slide 14 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
wollen
wollen
Slide 15 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
sollen
sollen
Slide 16 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
mögen
mögen
Slide 17 - Open vraag
(schwimmen, hören, machen,
kennen, feiern)
het zwemt
kennen, feiern)
het zwemt
Slide 18 - Open vraag
(schwimmen, hören, machen,
kennen, feiern)
jullie vieren
kennen, feiern)
jullie vieren
Slide 19 - Open vraag
(schwimmen, hören, machen,
kennen, feiern)
jij doet
kennen, feiern)
jij doet
Slide 20 - Open vraag
Geef het voltooid deelwoord van:
hören
hören
Slide 21 - Open vraag
Geef het voltooid deelwoord van:
wünschen
wünschen
Slide 22 - Open vraag
Geef het voltooid deelwoord van:
fragen
fragen
