herhaling 2.1+2.2, UL 2.3 en Zelfst. LO1 (b1j-b1g-bif)

lees zelfstandig blz. 142 + 143

Klaar met lezen?
maak op blz. 144
van thema 2,
van leren onderzoeken, 
opdracht 1 + 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

lees zelfstandig blz. 142 + 143

Klaar met lezen?
maak op blz. 144
van thema 2,
van leren onderzoeken, 
opdracht 1 + 2

Slide 1 - Tekstslide

boek en chromebook in je tas


tas onder je eigen tafel!

Slide 2 - Tekstslide

meteen inloggen in deze lessonup!

Slide 3 - Tekstslide

De aorta hoort bij het...
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Verteringsstelsel
D
Spierstelsel

Slide 4 - Quizvraag

Welk orgaan is nr. 4?
A
nier
B
maag
C
lever
D
aorta

Slide 5 - Quizvraag


Wat mist dit blad?
A
Nerven
B
Bladschijf
C
Bladskelet
D
Bladmoes

Slide 6 - Quizvraag

Wat transporteert het vatenstelsel van de bladeren naar andere delen van de plant?
A
Water en koolstof
B
Water en mineralen
C
Zuurstof
D
Glucose

Slide 7 - Quizvraag

De grootste vaatbundel
in een blad bevindt zich in de:
A
zijnerf
B
bladmoes
C
bladschijf
D
hoofdnerf

Slide 8 - Quizvraag

In de afbeelding is het wortelstelsel van een peen schematisch getekend.
Bij welk deel of bij welke delen kan de plant water met voedingsstoffen opnemen?
A
Deel 1
B
Deel 2
C
Deel 3
D
Water wordt door de bladeren opgenomen

Slide 9 - Quizvraag



Wortelharen zijn .........
A
stevig en dik
B
klein en kwetsbaar
C
smal en dik
D
groot en sterk

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN functie
van wortels
A
Reserve voedsel opslaan
B
Water en mineralen opnemen
C
Plant vast zetten in de bodem
D
Glucose en zuurstof maken

Slide 11 - Quizvraag

Vaatbundels lopen door
A
de stengels
B
de wortels
C
de bladeren
D
door A, B en C

Slide 12 - Quizvraag

Planten hebben reservestoffen in hun wortels.

Welke functie hebben de reservestoffen
in de wortels?
A
Opnemen van water uit de grond
B
Zuurstof afgeven aan de stengel
C
Opslaan voor later om te kunnen groeien
D
voeding voor mensen en andere dieren

Slide 13 - Quizvraag


Zijn de wortels van planten organen?
A
nee, planten hebben geen organen
B
nee, maar de bloem is wel een orgaan van een plant
C
ja, de wortels zijn inderdaad organen
D
nee, ze slaan alleen reservestoffen op

Slide 14 - Quizvraag

basisstof 2.3; cellen
lesdoelen:
  • Ik weet dat een organisme bestaat uit cellen.
  • Ik kan de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
  • Ik kan de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 15 - Tekstslide

Cellen
Cellen zijn bouwstenen van organismen.

Alles wat leeft bestaat uit cellen.

Er zijn veel verschillende type cellen. Ook al verschilt hun vorm, de bouw van cellen is grotendeels gelijk. 

Het lichaam van een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen.

Slide 16 - Tekstslide

dierlijke cel
Alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.

De vorm kan wel verschillen, maar de vorm heeft te maken met de functie.  


Slide 17 - Tekstslide

dierlijke cel
Elke dierlijke cel heeft dezelfde onderdelen:
1 = celmembraan
2 = kernplasma
3 = kernmembraan
4 = cytoplasma
2+3 samen = celkern

Slide 18 - Tekstslide

tekening dierlijke cel
Wangslijmvliescellen van de mens onder een microscoop.
TIP: Deze cellen hebben diepte, maar dat zie je onder een microscoop amper. 

Slide 19 - Tekstslide

functies van de onderdelen:
  • De celmembraan is een dun vliesje, deze scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving. Het bestaat uit vetten en eiwitten. Sommige stoffen kunnen door hier door heen, andere stoffen alleen met behulp van eiwitten in het celmembraan. 
  • Cytoplasma is een dikke vloeistof, bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes.  
  • De celkern stuurt de cel aan. Het is het regelcentrum van de cel. 

Slide 20 - Tekstslide

Plantaardige cel

Slide 21 - Tekstslide

Plantaardige cel
De functies van de celmembraan, de celkern en het cytoplasma zijn bij een dierlijke en plantaardige cel hetzelfde.....

De celwand is een stevig laagje om de cel heen.  Deze zorgt voor stevigheid. Het is geen deel van de cel, maar ligt eromheen. Het is een tussencelstof.

Slide 22 - Tekstslide

Plantaardige cel
De meeste planten hebben midden in de 
cel één grote vacuole. Dat is een blaasje 
gevuld met vocht (water met opgeloste stoffen). 

In het cytoplasma kunnen plastiden voorkomen. Dat zijn korrels met een speciale functie. Er zijn verschillende plastiden, zoals bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels;


Slide 23 - Tekstslide

Plastiden:

  • Bladgroenkorrels: komen voor in de groene delen van een plant. In de bladgroenkorrels vindt de fotosynthese plaats.
  • kleurstofkorrels: Deze vind je in de cellen van bloemen en vruchten met een rode, oranje of gele kleur. 
  • zetmeelkorrels; Deze zitten bijvoorbeeld in de cellen van aardappels. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen. De korrels hebben geen kleur. Als je deze onder een mircoscoop wilt bekijken, moet je een beetje paarse vloeistof toevoegen om ze beter te kunnen zien. 

Slide 24 - Tekstslide

Celorganellen:

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Voorbeelden hiervan zijn de celkern, de vacuole en plastiden. 

In dierlijke en plantaardige cellen komen nog veel ander celorganellen voor die je misschien in de bovenbouw gaat leren. 

Slide 25 - Tekstslide

Plantaardige cel
(onder microscoop)
Dierlijke cel
(onder microscoop)

Slide 26 - Tekstslide

Ga aan de slag met:

Online maken van thema 2
basisstof 2.3 
opdracht 1 t/m 3 + 5 + 6 + 8


 

Slide 27 - Tekstslide